Unit 2 - Recap U2

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

I- k weet welke grammatica er van mij gevraagd wordt, kan deze uitleggen, begrijpen en toepassen in de zin.
- Ik heb geoefend met de stof voor het proefwerk.
- Ik heb mijn laatste vragen gesteld over/voor het proefwerk

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Maak het juiste meervoud:

One tomato → six ......

Slide 6 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One large pizza → two large ...

Slide 7 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One bee → a swarm of ...

Slide 8 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One church → two ...

Slide 9 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One kiss → three ...

Slide 10 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One popular candy → five popular ...

Slide 11 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One life → hundreds of ....

Slide 12 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One sheriff → two ...

Slide 13 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One woman → a group of ...

Slide 14 - Question ouverte

Maak het juiste meervoud:

One unread email → nine unread ....

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Schrijf de tijden op en laat ze nakijken door je docent!

Slide 17 - Diapositive

Het is half twaalf.
A
It's half past eleven.
B
It's half past twelve.

Slide 18 - Quiz

Het is kwart over vier.
A
It's a quarter to four.
B
It's a quarter past four.

Slide 19 - Quiz

Het is zeven uur.
A
It's seven hours.
B
It's seven o'clock.

Slide 20 - Quiz

Het is vijf over half vier.
A
It's twenty-five to four.
B
It's five past half past four.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Uitzondering: 
Geen ''got''? Dan gebruik je do of does vooraan in de zin

Slide 25 - Diapositive

Vul het juiste werkwoord in:

I ..... an older brother.
A
have
B
has

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:

...... (? he) .... braces?
A
have ... got
B
has ... got

Slide 27 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:

She ..... (-) .... pierced ears
A
have not got
B
has not got

Slide 28 - Quiz

Test yourself!

Slide 29 - Diapositive

Wat hebben wij vandaag geleerd?

Slide 30 - Question ouverte

Vragen?

Slide 31 - Question ouverte