Herhaling unité 2 MH1 24-25

Herhaling unité 2 MH1 24-25
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling unité 2 MH1 24-25

Slide 1 - Diapositive

Welke onderwerpen moet je kennen voor het PW?

Slide 2 - Carte mentale

De toetsstof
Toetsstof: te vinden vanaf bladzijde 64

Vocabulaire: apprendre 1, 2, 4&6, 7 en de telwoorden 1 t/m 20 (NL-FR en FR-NL)
Grammatica: apprendre 3 (werkwoord avoir) + apprendre 5 (het bezittelijk voornaamwoord)




Slide 3 - Diapositive

Welke bezittelijk voornaamwoorden ken je in het Frans?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het stappenplan voor het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Mnl.ev.
Vrl.ev.
Mv.
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Bezittelijk voornaamwoord
Ma
Mon
Mes
Ton
Ta
Tes
Son
Sa
Ses

Slide 6 - Question de remorquage


Schrijf het bezittelijk voornaamwoord in de juiste vorm. Noteer alleen het bezittelijk voornaamwoord

(haar) _______________ ami (m) est beau.

Slide 7 - Question ouverte


Schrijf het bezittelijk voornaamwoord in de juiste vorm. Noteer alleen het bezittelijk voornaamwoord en in kleine letters!

(Zijn) _______________ soeur (v) est en Espagne.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
  mon
 ton
  son
  ta
  tes
  mes
  ses
   ma
  sa

Slide 9 - Question de remorquage

Vul de juiste vorm in van het bezittelijk voornaamwoord.
Lucie est ... amie. (mijn)

Slide 10 - Question ouverte

Bezittelijke voornaamwoorden
Iets anders
mon
ma
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses
je
il
elle
tu
nous
vous

Slide 11 - Question de remorquage

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
timer
0:20
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Pauline ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

Eerst even wat getallen tot 20 herhalen. Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 17 - Question de remorquage

Ken jij de getallen al in het Frans? Sleep de Franse getallen naar de juiste cijfers!
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
neuf
dix
deux
six
cinq
un
huit
quatre
sept
trois

Slide 18 - Question de remorquage

Wat vind je nog lastig?
Het bezittelijk voornaamwoord
Het werkwoord avoir
De getallen tot en met 20
De woordjes
Het plannen en organiseren voorafgaand aan het PW

Slide 19 - Sondage

Wat vond je van deze LessonUp?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage