Chapitre 3 Herhaling MH1

Chapitre 3 - le collège  MH1
  • 3 vragen - luisteren
  • woorden (Bron A,B,E en F)
  • être (Bron C)
  • avoir (extra! staat niet in je boek!)
  • bezittelijk voornaamwoord (Bron H)


1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Chapitre 3 - le collège  MH1
  • 3 vragen - luisteren
  • woorden (Bron A,B,E en F)
  • être (Bron C)
  • avoir (extra! staat niet in je boek!)
  • bezittelijk voornaamwoord (Bron H)


Slide 1 - Diapositive

Luisteren - écouter 
- 1 fragment
- 3 vragen

Slide 2 - Diapositive

Zitten Mathilde en Djamel in dezelfde klas?
Luisterfragment
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Wat is waar over Mathilde?

Ze heeft vandaag:
Luisterfragment
A
Engels, wiskunde en een toets voor aardrijkskunde
B
Engels, tekenen en aardrijkskunde
C
Engels, wiskunde en geschiedenis

Slide 4 - Quiz

Wat is Djamels favoriete vak?
Vertel ook waarom.
Luisterfragment

Slide 5 - Question ouverte

Woorden 
- Woorden A,B,E en F
-  6 vragen

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent:

Le mercredi, j'ai dessin.
A
Op woensdag heb ik tekenen.
B
Op vrijdag heb ik Frans.
C
Op woensdag heb ik geschiedenis.
D
Op vrijdag heb ik tekenen.

Slide 7 - Quiz

Vertaal de zelfgemaakte zin:
Les affaires sont toujours difficile.

Slide 8 - Question ouverte

Werkwoorden
commencer
noter 
travailler
oublier
faire
vergeten
beginnen
opschrijven
maken/doen
werken

Slide 9 - Question de remorquage

Wat betekent:

Non, je n'aime pas l'histoire.
A
Nee, ik houd niet van aardrijkskunde.
B
Nee, ik kan geen geschiedenis.
C
Nee, ik houd niet van geschiedenis.

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je:
Is hij streng?

Slide 11 - Question ouverte

Grammaire - être et avoir
- het werkwoord être
- 3 vragen

Slide 12 - Diapositive

Wat betekent:

Nous sommes
A
wij zijn
B
jullie zijn
C
wij hebben
D
hij is

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je:
zij is aardig

Slide 14 - Question ouverte

Vul de goede vorm van être in bij zin 1, 2 en 3

Slide 15 - Question ouverte

avoir=
A
zijn
B
hebben
C
gaan

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir:
Vous ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 18 - Quiz

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
- grammatica bezittelijk voornaamwoord (Bron H)
- 3 vragen 

Slide 19 - Diapositive

Attention! (Let op!):
Je hoeft van het bezittelijk voornaamwoord niet het hele schema te kennen. 
Alleen enkelvoud!*



Slide 20 - Diapositive

Mnl.ev.
Vrl.ev.
Mv.
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Bezittelijk voornaamwoord
Ma
Mon
Mes
Ton
Ta
Tes
Son
Sa
Ses

Slide 21 - Question de remorquage

Welke woorden gebruik je voor
- jouw -
A
mon, ma, mes
B
ton, ta, tes
C
son, sa, ses

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord in:
___ (jouw) frère s’appelle Jean?
A
ton
B
son
C
ta
D
sa

Slide 23 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (haar) frère
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 24 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (haar) amie
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 25 - Quiz

Hoe zeg je:
jouw klas

Slide 26 - Question ouverte

Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste zelfstandig naamwoord.
(zijn) secret
(jouw) prof
(mijn) fille
ma
ton
son

Slide 27 - Question de remorquage

Laatste vraag!

Slide 28 - Diapositive

Heb je vertrouwen in het proefwerk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Au travail!
Online werken aan oefentoets

Slide 30 - Diapositive