Toets kraamverpleegkunde

Toets Kraamverpleegkunde 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Toets Kraamverpleegkunde 

Slide 1 - Diapositive

De juiste namen van de letters b, g, o en n zijn
A
zaadleider, blaas, bijbal en urineleider
B
urineleider, prostaat, testis en zaadleider
C
urineleider, blaas, bijbal en zaadleider
D
urineleider, bijbal, prostaat, zaadleider

Slide 2 - Quiz

In de balzak zitten twee zaadballen en twee bijballen. De zaadballen vormen de zaadcellen en de bijballen zorgen voor verdere rijping ervan.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quiz

Welke unieke structuur/vorm kent het uiteinde van de eileider?

Slide 4 - Question ouverte

De juiste namen van de letters b, h, i en j zijn
A
eileider, ovarium, uterus, baarmoedermond
B
ovarium, eileider, blaas, urineleider
C
eileider, urineleider, blaas,vagina/schede
D
eileider, ovarium, maagdenvlies, vagina/schede

Slide 5 - Quiz

De eierstokken zitten vast aan de uiteinden van de eileider
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quiz

De menstruele cyclus duurt gemiddeld 21 dagen
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

FSH betekent:

Slide 8 - Question ouverte

Onder invloed van LH:
A
knapt het gele lichaam en komt een eicel vrij
B
sluit de Graafse follikel en ontstaat de placenta
C
knapt de Graafse follikel en komt een eicel vrij

Slide 9 - Quiz

De blastulacyste bestaat uit een wand van trofoblast. Welke beschrijving legt correct uit wat dit betekent?
A
Blastula is de bevruchte eicel
B
Dit is een meercellig stadium waar aan één kant de placentastructuur al zichtbaar wordt
C
Dit betekent hetzelfde als een endometriumcyste
D
De blastula is een eencellig stadium van de eicel

Slide 10 - Quiz

De navelstreng bevat twee navelstrengslagaders en één navelstrengader.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Foetale bloedsomloop.
De cijfers 1,3,4 en 10
staan voor:
A
placenta, navelstrengslagader, navelstrengader, ductus botalli
B
placenta, navelstrengader, navelstrengslagader, foramen ovale
C
placenta,navelstrengader, navelstrengslagader, ductus venosus
D
placenta, navelstrengslagader, navelstrengader, foramen ovale

Slide 12 - Quiz

Progesteron vermindert de spanning in het spierweefsel waardoor de baarmoeder groeien kan.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

De verloskundige hoort hartactie bij een zwangere die vertelt dat ze 22 augustus voor het laatst ongesteld is geworden. Wanneer is de uitgerekende datum van deze mevrouw?

Slide 14 - Question ouverte


Het benige baringskanaal bestaat uit:

A
baarmoeder, bekkeningang, bekkenmidden, bekkenuitgang
B
heiligbeen, staartbeen, darmbeen, symfyse
C
bekkenbodemspieren, uterus, cervix, urethra
D
heiligbeen, staartbeen, heupbeenderen, darmbeen, schaambeen, zitbeen.

Slide 15 - Quiz

Bij de bevalling spelen drie hormonen een belangrijke rol: oxytocine, adrenaline en .......

Slide 16 - Question ouverte

Omdat de omgevingstemperatuur na
de geboorte lager is en de bloedtoevoer
van de navelstreng afneemt, komt er meer
koolzuur in het bloed en gaat de baby ademen.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder? En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?
A
Het X-chromosoom kan alleen van zijn vader komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder
B
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader
C
Het X-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader
D
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder

Slide 18 - Quiz

De ductus venosus is een bloedvat in de navelstreng die na de geboorte door het gelei van Wharton wordt dichtgedrukt.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Benoem 5 van de 7 B's die van belang zijn voor verpleegkundige controles in het kraambed

Slide 20 - Question ouverte

Benoem de cijfers 4,5,6 en 7
op de afbeelding van de
borstklier, in juiste volgorde
A
melk, tepel, tepelhof, bindweefsel
B
melkklier, tepel, tepelhof, vetweefsel
C
borstklier, tepel, tepelhof, bindweefsel
D
melkklier, tepel, vetweefsel, bindweefsel

Slide 21 - Quiz

Prolactine zorgt voor de aanmaak van moedermelk en oxytocine zorgt voor het toeschieten van de moedermelk.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Leg uit weke functie progesteron overneemt van oestrogeen:
A
Progesteron wordt tijdens de cyclus alleen aangemaakt wanneer een eicel bevrucht is.
B
Progesteron veroorzaakt een nog sterkere doorbloeding van het baarmoederslijmvlies waardoor het endometrium groeit
C
Omdat deze fase komt na de oestrogenen, wordt het ook wel de oestrogene fase genoemd
D
Progesteron werkt de proliferatiefase tegen

Slide 23 - Quiz

In welke gebieden van het vrouwelijk lichaam ontwikkelen de hormonen die een rol spelen bij de menstruele cyclus.
LET OP: 2 ANTWOORDEN ZIJN GOED!!
A
Hypofysevoorkwab en spermatogenese
B
Hypothalamus en hypofyse
C
Uterus en ovaria
D
Menarche en vaginale flora

Slide 24 - Quiz

Drie kenmerken van de cervix tijdens de zwangerschap zijn
A
tien centimeter lang, ontsluit langzaam, is stug
B
drie centimeter lang, stug weefsel, is gesloten
C
drie centimeter lang, mondt uit in de blaas, is gesloten

Slide 25 - Quiz

Bedankt voor jullie betrokken deelname aan de les! Geef de LWP/lesinhoud een cijfer. Volgende week zijn de toetsresultaten bekend

Slide 26 - Question ouverte