Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je het woordgeslacht van een woord kan bepalen en kun je verwijswoorden gebruiken die passen bij het woordgeslacht.
Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
Wat weten we nog van verbindingswoorden?
We gaan dit jaar niet naar Terschelling op vakantie. Mijn moeder wil graag een
keer naar het buitenland.
Je kunt deze twee mededelingen aan elkaar plakken met een verbindingswoord.
Dan zet je na de eerste mededeling (dus voor het verbindingswoord)
een komma:
– We gaan dit jaar niet naar Terschelling op vakantie, omdat mijn moeder graag
een keer naar het buitenland wil.
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Dat noem je het woordgeslacht.
Let op: het woordgeslacht heeft meestal niets te
maken met mannelijk en vrouwelijk in de gewone betekenis.
Je kunt het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek of in de Woordenlijst
Nederlandse Taal (http://woordenlijst.org).
Achter een zelfstandig naamwoord staat een:
Zo gebruik je de informatie over het woordgeslacht
Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die:
– de beker, deze beker, die beker
– de loting, deze loting, die loting
Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat:
– het toernooi, dit toernooi, dat toernooi
Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is.
Naar de-woorden wijs je terug met deze en
naar het-woorden met dit en dat (niet met wat!):
– De stoel van mijn vader, die daar bij het raam staat ….
– Het enorme huis dat daar verderop gebouwd wordt ….
– Die fiets heb ik veel liever dan deze.
– Dat huis aan de overkant is duur, maar dit hier niet, hoor.
Ook naar een hele zin kun je met dat verwijzen:
– Anouk heeft haar portemonnee verloren. Dat vindt ze erg vervelend.
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 77
Maken opdr. 1 t/m 4
blz. 77 t/m 78