Gramática unidad 0-3

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 4

Gramática unidad 0-3

Aprendo español ........ hablar con mis amigos

1. por
2. porque
3. para

Cierro la ventana ..... tengo frío

1. por
2. porque
3. para

Hoy no quiero cocinar ........ estoy cansado

1. por
2. porque
3. para

No puedo dormir ...... el bebé

1. por
2. porque
3. para

Wat is de Spaanse vertaling van 'Er staat wind'?

1. Hay niebla
2. Hay nieve
3. Hay tormenta
4. Hay viento

Wat is de Spaanse vertaling van 'Er is mist'?

1. Hay niebla
2. Hay nieve
3. Hay viento
4. Hay tormenta

Wat is de Spaanse vertaling van 'Er ligt sneeuw'?

1. Hay niebla
2. Hay viento
3. Hay tormenta
4. Hay nieve

Wat is de Spaanse vertaling van 'Er is storm'?

1. Hay tormenta
2. Hay nieve
3. Hay viento
4. Hay niebla

Wat is de Spaanse vertaling van 'Er zijn bliksemschichten'?

1. Hay nieve
2. Hay viento
3. Hay relámpagos
4. Hay niebla

Vertaal:
Het is goed weer

Vertaal:
Het is slecht weer

Vertaal:
Het is warm

Vertaal:
Het aan het regenen

Vul het juiste vraagwoord in:
¿..... está tu amiga?

1. adónde
2. dónde
3. quién
4. por qué

Vul het juiste vraagwoord in:
¿..... cuestan estos zapatos?

1. cuánto
2. cuántos
3. cuánta
4. cuántas

Hoe zeg je 'waar' in het Spaans?

1. cómo
2. por qué
3. dónde
4. cuándo

Hoe zeg je 'wie' in het Spaans?

1. cómo
2. cuál
3. qué
4. quién

Hoe zeg je 'wat' in het Spaans?

1. por qué
2. cuándo
3. dónde
4. qué

Hoe zeg je 'hoeveel' in het Spaans?

1. qué
2. quién
3. cuál
4. cuánto

Hoe zeg je 'waarom' in het Spaans?

1. qué
2. dónde
3. por qué
4. quién

Wanneer gebruik je 'ser'?

1. Bij een tijdelijke toestand.
2. Bij een eigenschap die langdurig of voor altijd is.
3. Bij een locatie.
4. Bij een naam die voorafgegaan wordt door een lidwoord.

Wanneer gebruik je 'estar'?

1. Bij een eigenschap die langdurig is
2. Bij een tijdelijke toestand of op een bepaald moment
3. Bij een naam die voorafgegaan wordt door een lidwoord
4. Bij een locatie

Wanneer gebruik je 'hay' bij locaties?

1. Wanneer er een eigenschap wordt beschreven
2. Wanneer het onderwerp bepaald is
3. Wanneer er een tijdelijke toestand is
4. Wanneer het onderwerp onbepaald is

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
Mi amiga .... mexicana

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
La cerveza .... en la nevera

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
En Ámsterdam ... muchos museos

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
.... treinta alumnos en la clase

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
Los alumnos .... cansados

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
Brasil ... un país muy grande

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
Yo ... dentista

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
¿Tú ... enojado?

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
En Tenerife ... muchas playas

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
En Holanda ... 30 lobos

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
En Holanda no .... montañas

Vul 'hay' of de juiste vervoeging van 'ser' of 'estar' in:
Los aztecas ... de México

¿Cómo se dice 'ik heet' en español?

1. Me llamo
2. Te llamas
3. Nos llamamos
4. Se llama

¿Cómo se dice 'jij heet' en español?

1. Me llamo
2. Se llama
3. Nos llamamos
4. Te llamas

¿Cómo se dice 'hij/zij heet' en español?

1. Te llamas
2. Se llama
3. Nos llamamos
4. Me llamo

¿Cómo se dice 'wij heten' en español?

1. Se llama
2. Me llamo
3. Te llamas
4. Nos llamamos

¿Cómo se dice 'zij heten' en español?

1. Te llamas
2. Nos llamamos
3. Me llamo
4. Se llaman