1.6 Het voeren van dieren

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
GroenMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning
  • Leerdoelen vorige les
  • Nieuwe leerdoelen
  •  2 soorten diervoer
  • Rantsoen
  • Wegen & meten
  • Begrippen
  • Opdrachten maken
  • Naar buiten!

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen vorige les
  • Je kan de juiste hoeveelheid voer en water geven aan een dier
  •  Je kan voer en waterbakjes/flesjes schoonmaken
  • Je weet waarom voer en water van belang is
  • Je kunt de verschillende soorten voereters benoemen
  • Je kunt uitleggen waarom je met voeren rekening houdt met het weer

Slide 3 - Diapositive

Nieuwe leerdoelen
  • Je kunt de 2 verschillende diervoeren onderscheiden
  • Je kunt vertellen waarom deze 2 diervoeren verschillend zijn
  • Je kunt uitleggen wat een rantsoen is
  • Je weet hoe je verschillende voedingsstoffen moet wegen & meten

Slide 4 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een carnivoor

Slide 5 - Question ouverte

Toets komt er aan!
  • Hierna nog 1 les en dan heb je de eerste diertoets!
Voor deze toets leer je:
  • Hoofdstuk 1 van je online boek
  • Je aantekeningen
  • Je begrippenlijst
  • Vragen? Moet je nog hanteren? Loop langs!

Slide 6 - Diapositive

Dierenvoer

Slide 7 - Carte mentale

2 soorten diervoer
  • Ruwvoer 
  •  Ruwvoer komt van het land (hooi, gras, luzerne)
  • Hier wordt niks aan toegevoegd, daarom het het ruwvoer
  • Bevat veel vezels, alleen planten &  alleseters krijgen dit

  • Krachtvoer 
  • Krachtvoer komt uit de voerfabriek (brokjes, blikvoer)
  • Hier worden vitamines & mineralen aan toegevoegd
  • Alles wat een dier nodig heeft, kan hier in gestopt worden.
  • Elk dier, soms elk ras heeft zijn eigen brokjes
  • Krachtvoer komt voor in nat of droogvoer. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Aan ruwvoer kun je vitamines en mineralen toevoegen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Geef een voorbeeld van krachtvoer

Slide 11 - Question ouverte

Rantsoen
  • Hoeveelheid en soort voer dat een dier krijgt, aangepast op de behoefte van het dier
  • Om deze te maken moet je weten wat een dier doet op een dag
  • Kan via tabellen of een computersysteem
  • Rantsoen is vaak meerdere voersoorten. 
  • Cavia krijgt brokjes, hooi en wortels
  • Pony's krijgen muesli en hooi
  • Je moet altijd kijken naar eiwit & energie dat jou dier nodig heeft.
  • Voor gezelschapsdieren kun je vaak op de zak kijken
  • Voor productiedieren kun je een tabel aflezen 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wegen & meten
  • Je moet voor een rantsoen verschillende voedingsmiddelen wegen
  • Deze zijn niet allemaal hetzelfde
  • Belangrijk is hierbij dat je dit rijtje kent:

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Voer berekenen
  • Voer wordt altijd per KG/LG uitgerekend
  • KG = kilogram
  • LG = lichaamsgewicht
  • Dus we rekenen per kilogram lichaamsgewicht uit 

Slide 17 - Diapositive

Hoe?
  •  Voorbeeld!
  • Hond Pluis weegt 3 kilo.
  • Per kilo lichaamsgewicht, moet hij 45 gram brokken krijgen.
  • 3 (lichaamsgewicht) x 45 (gram brokjes) = 135 gram per dag

Slide 18 - Diapositive

Voer berekenen!
Kat Felix weegt 1 kilo, per kilo lichaamsgewicht krijgt hij 30 gram brokjes. Hoeveel gram moet Felix krijgen?
A
25 gram
B
30 gram
C
40 gram
D
3 gram

Slide 19 - Quiz

Voer berekenen!
Konijn Sir Pluizenbal weegt 1.8 kilo. Per kilo lichaamsgewicht moet hij 22 gram brokjes krijgen. Hoeveel gram brokjes heeft Sir Pluizenbal nodig per dag? SCHRIJF JE BEREKENING OP

Slide 20 - Question ouverte

Begrippen
  • Rantsoen
  • Ruwvoer
  • Krachtvoer
  • KG
  • LG 

Slide 21 - Diapositive

Opdrachten!
  • Maak opdracht 1 t/m 7 van les  3

  • Klaar? Laat het zien! 

Slide 22 - Diapositive