6. Les 2 Taalverzorging + Burgerschap

Nederlands
Nederlands
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  1. Terugblik
  2. Burgerschap
  3. Taalverzorging 2
  4. Verder werken in Studiereader 

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 3 - Carte mentale

Hoofdletters
  1. Aan het begin van de zin
  2. Namen van personen
  3. Namen van organisaties, producten en merken
  4. Aardrijkskundige namen
  5. Feestdagen

Slide 4 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot
D
Lisa de Vries - De Groot

Slide 5 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 6 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
In het zuiden van Nederland verstaan ze geen twents.
B
In het Zuiden van Nederland verstaan ze geen Twents.
C
In het zuiden van nederland verstaan ze geen twents.
D
In het zuiden van Nederland verstaan ze geen Twents.

Slide 7 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
zomervakantie
B
zomer-vakantie
C
zomer vakantie
D
Zomer-vakantie

Slide 8 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
zeeegel
B
zee egel
C
zee-egel

Slide 9 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
IQ test
B
IQtest
C
IQ-test

Slide 10 - Quiz

Burgerschap
Vorige week zagen we het filmpje over asociaal gedrag...

Slide 11 - Diapositive

We ergeren ons het meest aan het onaardig gedrag...
1. in het verkeer
2. op social media
3. in het openbaar vervoer
4. in de politiek
5. in de supermarkt

Slide 12 - Diapositive

Zet jouw volgorde in cijfers
(bijv. 2 4 1 5 3) 1. Verkeer 2. Social media 3. OV
4. Politiek 5. Supermarkt (voordringen)

Slide 13 - Question ouverte

Je hebt normen en waarden....
Wat is volgens jou het verschil tussen een norm en een waarde?

Slide 14 - Question ouverte

Waarden Normen
Een waarde is iets wat een persoon of groep belangrijk vindt in het leven

Een norm is een idee over wat normaal is of een regel over hoe je je moet gedragen

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden waarden/normen
Norm: Als de trein aankomt, wacht je even tot de mensen uitgestapt zijn, alvorens zelf in te stappen.
 
Waarde: Geduld 

Norm: Als de kassière je teveel geld teruggeeft, dan zeg je dat en geef je dat weer terug.
Waarde: Eerlijkheid

Norm: Als iemand achter je in de rij voor de kassa maar één artikel wil afrekenen, terwijl jij een hele kar vol hebt, vraag je of die persoon even voor wil gaan.
Waarde: Vriendelijkheid 

Slide 16 - Diapositive

Aan welke 'waarde' denk je bij deze afbeelding en aan welke 'norm'?
Norm: Als de trein aankomt, wacht je even tot de mensen uitgestapt zijn, alvorens zelf in te stappen.
 
Waarde: Geduld 
Norm: Als je in- en uit de lift stapt, groet je netjes de anderen in de lift.
Waarde: Vriendelijkheid, Beleefdheid
Norm: Als iemand achter je in de rij voor de kassa maar één artikel wil afrekenen, terwijl jij een hele kar vol hebt, vraag je of die persoon even voor wilt.
 
Waarde: Vriendelijkheid 
Norm: In een rij wacht je netjes tot je aan de beurt bent.
 
Waarde: Geduld, Respect 
Norm: Je staat op voor ouderen of zwangere vrouwen, bijv, in het openbaar vervoer.
Waarde: Respect voor ouderen / anderen
Norm: Als de kassière je teveel geld teruggeeft, dan zeg je dat en geef je dat weer terug.
Waarde: Eerlijkheid

Slide 17 - Diapositive

WAT VIND JIJ?
Wat helpt volgens jou het meest om mensen regels aan te leren?

A
Straf geven
B
Complimenten geven
C
Een goed voorbeeld
D
Uitleg over het idee achter de regel

Slide 18 - Quiz

Wie heeft/hebben jouw ideeën het meest gevormd, denk je?

A
Mijn ouders/verzorgers
B
Mijn vrienden
C
School/opleiding
D
De media

Slide 19 - Quiz

Denk je dat normen en waarden hetzelfde kunnen blijven?
A
Ja, dat denk ik wel
B
Sommige wel, sommige niet
C
Nee, dat verandert constant
D
Eigen antwoord

Slide 20 - Quiz

Maak de opdrachten in Starttaal Compact online Studiemeter (niv 2 en 3: 2F, niv 4: 3F) gebruik je handboek!
Niv 4: hoofdletters, aaneenschrijven, tussenklanken
5 oef. + deeltoets

Niv 2 en 3: hoofdletters en aaneenschrijven
5 oef. + deeltoets

Slide 21 - Diapositive