Quizvragen economie 2

• economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Wat zijn de 3 geldfuncties

1. ruil, reken, leenmiddel
2. reken, uitgeef, spaarmiddel
3. ruil, reken, spaarmiddel
4. ruil, spaar, leenmiddel

Je staat in de supermarkt de prijzen van verschillende artikelen te vergelijken. Welke geldfunctie gebruik je dan?

1. betaalmiddel
2. ruilmiddel
3. spaarmiddel
4. rekeneenheid

Welk spaarmotief gebruik je als je spaart voor een televisie?

1. sparen voor de rente
2. sparen uit voorzorg
3. sparen voor een doel
4. sparen voor een ander

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee
verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder
heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt
haar moeder.

Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?

1. van sparen voor een doel en sparen voor de rente
2. van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
3. van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg

Wat is rente?

1. geld dat je ontvangt over je spaargeld
2. geld dat je moet betalen aan de belasting

Wat is een saldo

1. een sprong op de trampoline
2. Het tekort op jouw bankrekening
3. Het bedrag op jouw bankrekening
4. De rente die je krijgt van jouw bank

Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen. Dit noem je ...

1. Leenredenen
2. Leenmotivatie
3. Leenmotieven
4. Lening

Dit plaatje gaat over?

1. Uitgaven
2. Bijstand
3. Diensten
4. Inkomensverschillen

De aanschaf van een wasmachine behoort tot de

1. dagelijkse uitgave
2. vaste lasten
3. incidentele lasten

Huur valt onder

1. Vaste lasten
2. Reserveringsgeld
3. Huishoudelijke uitgaven

Abonnement tijdschrift

1. dagelijkse uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

Aankoop van shampoo?

1. dagelijkse uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

Kleding valt onder

1. Vaste lasten
2. Reserveringsgeld
3. Huishoudelijke uitgaven

Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je een ...

1. Budget
2. Nibud
3. Begroting
4. Excell

Een ander woord voor begroting is:

1. budgetplan
2. inkomsten
3. reservering

Geld opzij leggen voor bepaalde uitgaven.

1. budgetteren
2. restwaarde
3. reserveren

Wat is het doel van een begroting?

1. Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
2. Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
3. Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
4. Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Geld reserveren. Tom wil over 3 jaar een nieuwe laptop kopen. De Laptop kost Tom € 500. Hoeveel geld moet Tom per maand reserveren?

1. € 166,66
2. € 41,67
3. € 13,89
4. € 3,21