Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 8
Getallen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 8
Getallen

Slide 1 - Diapositive

5 cm =
A
50mm
B
50dm
C
0,05mm
D
0,05dm

Slide 2 - Quiz

Formule van de oppervlakte van een driehoek is
A
l x b : 2
B
opp = l x b : 2
C
l x b
D
opp = l x b

Slide 3 - Quiz

Noteer de wetenschappelijke notatie van 280000000000

Slide 4 - Question ouverte

Noteer de wetenschappelijke notatie.
Rond af op 2 decimalen: 0,05^8

Slide 5 - Question ouverte

welke eenheden van tijd ken je?

Slide 6 - Carte mentale

een jaar heeft ..... maanden
een jaar heeft ..... kwartalen

Slide 7 - Carte mentale

Grootheid
Eenheid
tijd
cm
massa
kg
liter
uur
oppervlakte

Slide 8 - Question de remorquage

Zet de eenheden van massa van groot (links) naar klein (rechts)
kg
ton
g

Slide 9 - Question de remorquage

hm2
ha
dam2
are
m2
dm2
cm2
mm2
km2

Slide 10 - Question de remorquage

hl
dal
l
dm3
dl
cl
ml
cm3
kl
m3

Slide 11 - Question de remorquage

Zet de eenheden van inhoud op de juiste plaats.
L
mL
dm³
cm³
cL
dL
cc

Slide 12 - Question de remorquage

Bewering:
verhouding 1 : 5 is hetzelfde als 3 : 15
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Geef de onderlinge verhouding weer
tussen appelsap en citroensap.
A
4:1
B
54:51
C
4:1:1
D
4:1:1:6

Slide 14 - Quiz

Op een fruitschaal liggen mango's, perziken, ananassen en meloenen in de verhouding 5 : 8 : 3 : 1. Er zijn 24 perziken. Hoeveel ananassen liggen er?
A
17
B
9
C
51
D
15

Slide 15 - Quiz

6 MB =
A
6000 TB
B
6000 GB
C
6000 kB

Slide 16 - Quiz

6,2 uur =
A
6 uur en 0,2 minuten
B
6 uur en 20 minuten
C
6 uur en 33 minuten
D
6 uur en 12 minuten

Slide 17 - Quiz

3,5 m/s =
A
35,0 km/u
B
12,6 km/u
C
7,1 km/u
D
0,97 km/u

Slide 18 - Quiz

Als je een snelheid hebt van 83 km/u.
Hoeveel minuten heb je nodig om 40 km af te leggen? Rond af op een heel getal.
A
29 minuten
B
8 minuten
C
125 minuten
D
3 minuten

Slide 19 - Quiz

de verhouding van 3 en 9 is
A
9
B
1:3
C
1:2
D
1/3

Slide 20 - Quiz

Bij de boekhandel waren 6 van de 33 bestelde boeken nog niet binnen.

Welke verhouding hoort daarbij?
A
2 op de 3
B
3 op de 15
C
2 op de 11
D
3 op de 9

Slide 21 - Quiz

Wat is de verhouding in deze tabel?
A
1 op 9 (1 : 9)
B
1 op 3 (1 : 3)
C
3 op 27 (3 : 27)
D
10 op 90 (10 : 90)

Slide 22 - Quiz

Siroop en water in de verhouding 3:8
betekent:
A
8 siroop en 3 water
B
3 siroop en 8 water
C
te weinig gegevens

Slide 23 - Quiz

In een klas zitten 24 leerlingen. 18 leerlingen komen op de fiets naar school. Wat is de verhouding?
A
18 op de 24
B
6 op de 18
C
3 op de 4

Slide 24 - Quiz

10 euro wordt verdeeld in de verhouding 2 : 3 : 5
Wat is de waarde van 3 delen
A
1 euro
B
3 euro
C
10 euro
D
niks

Slide 25 - Quiz

Geef de verhouding:

Het totaal aantal rackets ten opzichte van het
aantal paddelrackets.
A
2:1
B
7:5
C
10:5
D
4:5

Slide 26 - Quiz

een verhouding kan ik als een breuk opschrijven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Je mengt 5 delen water met 2 delen cement. Wat is de verhouding water:cement ?
A
3:1
B
2:1
C
3:2
D
5:2

Slide 28 - Quiz

Wat is geen verhouding?
A
Ik meng 1 deel siroop met 3 delen water.
B
In de uitverkoop zijn de T-shirts 3 voor de prijs van 2.
C
Er zitten 2 maal zoveel meisjes in klas als jongens.
D
Ik heb 5 flessen siroop.

Slide 29 - Quiz