Samenvatting Thema 2

Samenvatting Thema 2
Waarneming en regeling 
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Samenvatting Thema 2
Waarneming en regeling 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen bs1
  • Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
  • Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel.
  • Je kunt uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarnemen
Bij Waarnemen maak je gebruik van je zintuigen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigen

Zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels. 
Prikkels zijn Bepaalde invloeden uit de omgeving. Voorbeelden zijn licht, geur, geluid, aanraking.



Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigcellen
  • In de zintuigen liggen zintuigcellen
  • Zintuigcellen zijn aangesloten op zenuwen
  • Zintuigcellen vangen prikkels op en geven impulsen door aan de hersenen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigenstelsel
Alle zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel.



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigen in de huid
 Warmtezintuigen  reageren wanneer de huid in aanraking komt met iets wat warmer is dan de huid.
 Koudezintuigen reageren wanneer de huid in aanraking komt met iets wat kouder is. 
Drukzintuigen reageren wanneer er op de huid wordt gedrukt.
 Tastzintuigen  reageren op lichte aanrakingen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het ontstaan van impulsen

Zintuigcellen vangen prikkels op. 
Als de prikkel sterk genoeg is, ontstaan er impulsen.
De minimale prikkel die nodig is voor het ontstaan van een impuls noemen we de drempelwaarde.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Impulsfrequentie
Hoe sterker de prikkel, hoe meer impulsen worden doorgegeven;  De impulsfrequentie wordt groter. De sterkte van het signaal (de amplitude) is bij een impuls altijd hetzelfde

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Adequate prikkel
Een adequate prikkel is het type prikkel waar een zintuig speciaal gevoelig voor is. 
Voor deze prikkel heeft het zintuig de laagste drempelwaarde

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigen en hun prikkels
De adequate prikkels voor zintuigen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gewenning
Als een bepaalde prikkel heel lang aanhoudt, ontstaan er in de zintuigcellen soms minder impulsen. Dit noem je gewenning. Als gevolg van gewenning voel je bijvoorbeeld na enige tijd de druk van je kleren op je lichaam niet meer. Ook dan is de drempelwaarde hoger geworden.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Basisstof 2 Het oog
  • Je kunt de bouw en werking van de delen van het oog beschrijven.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bouw van het oog 
Wenkbrauwen= zorgen ervoor dat zweet of ander vocht niet in je ogen loopt.
Harde oogvlies=  is het witte gedeelte van je oog. Aan het harde oogvlies zijn oogspieren bevestigd
Oogspieren=De oogspieren draaien de ogen in de gewenste richting.
Iris= Het gekleurde gedeelte van het oog 
De pupil= Door de pupil komt licht het oog binnen
Hoornvlies= Ligt over de iris en de pupil heen 





Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bouw van het oog
Traanklieren= Deze produceren traanvocht
Het glasachtig lichaam=De oogbol is voor het grootste deel gevuld met een geleiachtige massa
Lens= zorgt ervoor dat je scherp kunt zien.

Het vaatvlies=  bevat veel bloedvaten. Het zorgt voor de voeding van het oog.
Het netvlies= liggen de zintuigcellen. In de zintuigcellen ontstaan impulsen als er licht op valt




Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bouw van het oog
De gele vlek= Met de zintuigcellen in de gele vlek kun je het scherpst zien.

De blinde vlek= De plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat. In de blinde vlek liggen geen zintuigcellen.
 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Netvlies
Op het netvlies liggen twee soorten zintuigcellen.
1. De staafjes= liggen niet in de gele vlek en blinde vlek


2. De kegeltjes= liggen vooral in de gele vlek en de omgeving daarvan

Licht en donker, lage drempelwaarde






Kleuren, hogere drempelwaarde

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pupil
Pupilreflex= De pupil kan groter en kleiner worden, afhankelijk van de hoeveelheid licht.

Bij veel licht wordt de pupil klein 
Bij weinig licht wordt de pupil groot

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


De werking van de ogen

Accommoderen:
De vorm van de ooglens wordt aangepast aan de afstand waarop een voorwerp zich bevindt.

De lens wordt boller of platter

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oogafwijkingen
Bijziend: dichtbij goed, veraf slecht zien
Oogbol te lang (te bol)
hoornvlies en lens breken lichtstralen te sterk af  
correctie = holle (-) lens

Verziend: veraf goed, dichtbij slecht zien
Oogbol te kort (te plat)
 hoornvlies en lens breken lichtstralen niet voldoende af  
correctie = bolle (+) lens

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen bs 3
  • Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
  • Je kunt de bouw en functie van drie typen zenuwcellen en van zenuwen beschrijven.
  • Je kunt een reflex beschrijven

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zenuwstelsel

Het Zenuwstelsel bestaat uit:
- Centrale zenuwstelsel  (=hersenen en ruggenmerg)
- Zenuwen

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de werking van het zenuwstelsel
1. Prikkel


2. Zintuig

3. Impuls

4. Hersenen

5. Impuls

6. Spieren en/of klieren

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Functie zenuwstelsel
Zenuwstelsel verwerkt impulsen van je zintuigen

Regelt de werking van spieren en klieren

Klieren = een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijvoorbeeld zweetklieren, talgklieren en speekselklieren.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwcel
Het versturen van de impulsen gaat via zenuwcellen.

Het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen
  • Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam en uitlopers

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zenuwen
Meerdere uitlopers van zenuwcellen liggen bij elkaar in een zenuw.
Elke uitloper is omringd door een isolerend laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Om een zenuw heen ligt een stevige laag die bescherming biedt.


 


Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bouw van een zenuwcel
Zenuwen
(bundel zenuwcellen)

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De weg die impulsen afleggen

Delen van hoofd en hals                           zijn rechtstreeks verbonden met de hersenen.

Delen van de romp en ledematen        zijn door zenuwen verbonden met het ruggenmerg. 

Slide 29 - Diapositive

Zenuwen in het ruggenmerg geleiden de impulsen naar de hersenen. Het ruggenmerg is omgeven door de wervels van de wervelkolom
Zenuwcellen
Er zijn drie verschillende 
type zenuwcellen:
  • Gevoelszenuwcel
  • Bewegingszenuwcel
  • Schakelcel

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reageren en zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen : Zijn verbonden aan zintuigen. Impuls wordt geleid naar cellichaam toe. Van zintuig naar centrale zenuwstelsel

Schakelcellen: Zitten in je ruggenmerg en verbinden de uitlopers van  gevoel en bewegingscellen 

Bewegingszenuwcellen: Verbinden het centrale zenuwstelsel met spieren of klieren.

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bewuste reactie
Reflex

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bewust en reflex
  •  Bij een bewuste reactie gaan er eerst impulsen van je zintuigen naar je hersenen. Je wordt je bewust van de prikkels die je zintuigen opvangen. Je beslist hoe je wilt reageren, waarna impulsen van je hersenen naar je spieren gaan. Je spieren trekken samen en je reageert.
  • Bij een reflex gaan de impulsen niet via je hersenen (behalve bij reflexen die in je hoofd plaatsvinden, zoals watertanden). Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. Voorbeelden van reflexen zijn de terugtrekreflex, de ooglidreflex en de pupilreflex

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verschil tussen bewuste reactie en reflex
  • bewust ; verloop impulsen altijd via de hersenen ( lachen, voelen, bewegen ed): eerst weten dan handelen

  • reflex; vaste snelle onbewuste reactie op een prikkel:      eerst handelen dan weten                                            

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een reflex = een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen bs 4
  • Het belang verklaren van homeostase in het lichaam;
  • De regelkring van zowel je lichaamstemperatuur als je bloedsuikerspiegel tekenen/uitleggen;
  • Negatieve terugkoppeling herkennen in een onbekende situatie;
  • De werking van hormonen in het algemeen uitleggen.

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homeostase 

  • Het regelen van schommelingen in het interne milieu noem je Homeostase  
  • Regelmechanismen zorgen ervoor dat de omstandigheden in het interne milieu niet te veel veranderen, maar rond een bepaalde waarde schommelen.
  • De waarden kunnen tijdelijk afwijken van de normwaarde, maar te sterke afwijkingen zijn dodelijk voor het organisme.

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Terugkoppeling (feedback)
Bij negatieve terugkoppeling remt een stof zijn eigen aanmaak totdat er te weinig van de stof over is om de aanmaak te blijven remmen.

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld negatieve terugkoppeling
De werking van thermostaat van een CV is een voorbeeld van negatieve terugkoppeling. Zet je de temperatuur op 20 °C (de normwaarde) dan slaat de ketel aan als de temperatuur onder de 20 °C zakt. Er wordt steeds gemeten hoe hoog de kamertemperatuur is. Komt de temperatuur boven de 20 °C dan stopt de verwarming. Zo schommelt de temperatuur steeds rond de normwaarde. Als je het te koud of te warm vindt in de kamer kun je de normwaarde verhogen of verlagen (de thermostaat op 22 of 18 zetten).




Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Regelkring
Regelkringen in het lichaam zorgen ervoor dat het inwendig milieu van het lichaam constant blijft. In de hersenstam wordt al deze informatie vergeleken met een bepaalde norm. Afhankelijk van het resultaat worden dan bijvoorbeeld de hartslagfrequentie en de ademhalingsfrequentie verhoogd. Zintuigen meten het effect ervan. Is de snelle hartslag niet meer nodig, dan wordt de hartslagfrequentie weer verminderd, hetzelfde geldt voor de ademhalingsfrequentie.

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Regelkring in het lichaam
De lichaamstemperatuur wordt constant gehouden door negatieve terugkoppeling. De temperatuur van het bloed in de hypothalamus geldt als graadmeter voor de lichaamstemperatuur. De warmtereceptoren reageren vooral op verhoging van de lichaamstemperatuur, de koudereceptoren vooral op de daling van de buitentemperatuur. 

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hormonen: boodschappers
  • Hormoonklieren produceren hormonen en geven die af aan het bloed. De afgifte van stoffen door cellen wordt secretie genoemd.

  • Adrenaline bijvoorbeeld wordt afgescheiden door de bijnieren bij stress of grote inspanning en wat je helpt tijdens een fight-or-flight situatie

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedsuikerspiegel

  • De alvleesklier produceert insuline en glucagon, deze hormonen regelen de hoeveelheid glucose, de bloedsuikerspiegel, in je bloed en zorgen ervoor dat er een balans blijft. 

  • Mensen met diabetes moeten soms insuline inspuiten, omdat dit hormoon bij hen niet goed wordt aangemaakt of werkt.

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen bs 5
Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Delen van de hersenen

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hersenstam
  • De hersenstam verbindt het ruggenmerg met de hersenen.
  • Zenuwen in hoofd en hals zijn verbonden met het hersenstam -> kleine en grote hersenen
  • Anders om ook
  • Grote en kleine hersenen bestaan uit 2 helften.


Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grijze en witte stof
Grijs = hersenschors cellichamen van schakelcellen 

Wit = hersenmerg
uitlopers van schakelcellen
hersenschors
hersensmerg

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grote hersenen 
  • Komen veel impulsen van zintuigen aan.
  • In de hersenschors worden impulsen verwerkt -> je wordt je bewust van de prikkel.
  • Groepje cellichamen van schakelcellen = hersencentrum

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevoelscentra en bewegingscentra
Gevoelscentra ontvangen informatie 
van zintuigen. Impulsen wordt verwerkt.

Bewegingscentra sturen spieren 
en klieren aan. Impulsen ontstaan.

Voor elk lichaamsdeel is er in elke 
hersenhelft een centrum voor 
bewegen en voelen. 

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevoelscentra en bewegingscentra
Gevoelscentra liggen achter centrale groeve:
- Gezichtcentra -> impulsen afkomstig van ogen.
- Gehoorcentra -> impulsen afkomstig van gehoorzintuig
- Reuk -> impulsen afkomstig van reukzintuig

liggen apart in de hersenschors


Doordat impulsen in de gevoelscentra van de grote hersenen worden verwerkt, vindt bewuste gewaarwording of bewuste waarneming van prikkels plaats

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevoelscentra en bewegingscentra
Bewegingscentra vóór de centrale groeve:
- Spraakcentrum 
- Schrijfcentrum
liggen apart in de hersenschors

bewuste bewegingen of gewilde bewegingen.

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kleine hersenen

Kleine hersenen zijn verantwoordelijk voor coördinatie (samenwerken spieren, evenwicht bewaren).

Slide 52 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions