Frans b1 Week van 18-12 werkwoorden op -er


Huiswerk was.
Daarna Oefeningen die op opnieuw maken staan van 
C: Phrases-cles et parler
D: Grammaire et écrire
En maken
E: Regarder
F: Lire

We gaan eerst enige dingen herhalen van 2 weken geleden.
We slaan vragen over als ik zie dat het begrepen is.





1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon


Huiswerk was.
Daarna Oefeningen die op opnieuw maken staan van 
C: Phrases-cles et parler
D: Grammaire et écrire
En maken
E: Regarder
F: Lire

We gaan eerst enige dingen herhalen van 2 weken geleden.
We slaan vragen over als ik zie dat het begrepen is.





Slide 1 - Diapositive

In het Frans zijn er diverse manier waarop een werkwoord vervoegd wordt.
Er zijn onregelmatige werkwoorden (avoir, être, aller, faire)
En er zijn regelmatige werkwoorden.
Bij die laatste zijn er twee groepen.
eindigend op -er   (donner etc)
eindigend op -ir
eindigend op -re

We gaan vandaag kijken naar  werkwoorden die eindigen op -re

Slide 2 - Diapositive

Les verbes en -er

Slide 3 - Diapositive

Les verbes réguliers en -ER

Slide 4 - Diapositive

fermer=
sluiten
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
fermons
fermez
ferme
ferment
fermes
ferme

Slide 5 - Question de remorquage

Verbes -er: elle (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 6 - Quiz

Verbes -er: vous (manger)
A
mange
B
mangez
C
mangent
D
manges

Slide 7 - Quiz

Verbes -er: nous ________ (trouver)
A
trouvons
B
trouvez
C
trouves
D
trouve

Slide 8 - Quiz

Verbes -er: vous ______(manger)
A
mange
B
mangez
C
mangent
D
manges

Slide 9 - Quiz

donner=
geven
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
donnons
donnent
donne
donnez
donnes
donne

Slide 10 - Question de remorquage

Doe het nu zelf (ook het zlf. nmw)
Je .......(donner)

Slide 11 - Question ouverte

Doe het nu zelf (ook het zlf. nmw)
Tu .......(donner)

Slide 12 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Il .......(parler)

Slide 13 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Elle .......(parler)

Slide 14 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Ils .......(parler)

Slide 15 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Elles......(parler)

Slide 16 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Vous......(parler)

Slide 17 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Nous......(parler)

Slide 18 - Question ouverte

Doe het nu zelf
wij spreken......(parler)

Slide 19 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Jij spreekt......(parler)

Slide 20 - Question ouverte

Doe het nu zelf
zij spreekt......(parler)

Slide 21 - Question ouverte

Doe het nu zelf
zij spreken......(parler)

Slide 22 - Question ouverte

Doe het nu zelf
zij spreken.(vrouwen alleen).....(parler)

Slide 23 - Question ouverte

Doe het nu zelf
jullie spreken......(parler)

Slide 24 - Question ouverte

Ik snap het nu goed
Ja, helemaal
Nee, nog niet
Ja, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 25 - Sondage

De ontkenning
Ontkenning in het Nederlands is: Niet of geen. 
In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne of n' ........ pas
Op het stippellijntje komt het werkwoord

Slide 26 - Diapositive

Voorbeeld: iemand een appel geven.

Je donne la pomme.  Je ne donne pas la pomme.
Tu donnes la pomme.  Tu ne donnes pas la pomme
Il donne la pomme.  Il ne donne pas la pomme.
Nous donnons la pomme.  Nous ne donnons pas la pomme.
Vous donnez la pomme. Vous ne donnez pas la pomme.
Ils donnent la pomme. Ils ne donnent pas la pomme.


Slide 27 - Diapositive

donner=
geven
Il donne
Nous donnons.
Vous donnez.
Ils donnent.
tu donnes.
Je donne.
Nous ne donnons pas
Vous ne donnez pas
Je ne donne pas
Ils ne donnent pas.
Tu ne donnes pas
Il ne donne pas.

Slide 28 - Question de remorquage

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Elle a 13 ans.

Slide 29 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Je donne une pomme.

Slide 30 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Je donne une tarte.

Slide 31 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Elles parlent vite.

Slide 32 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Ils sont au retard.

Slide 33 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Tu parles vite.

Slide 34 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Tu as un frère.

Slide 35 - Question ouverte

Wat gaan we nu doen?
Eerst de woorden en zinnen oefenen qua uitspraak.
Daarna:
Alles wat op opnieuw maken staat. van E en F.
G: Phrases Clés et Parler.
H: Grammaire et écrire.
Gimkit woorden open.

Slide 36 - Diapositive