Proeftoets stof Chapter 2 met uitleg

Maak deze proeftoets.
Als iedereen hem af heeft, dan maak je hem nog een keer met het boek erbij.


1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Maak deze proeftoets.
Als iedereen hem af heeft, dan maak je hem nog een keer met het boek erbij.


Slide 1 - Diapositive

Les verbes en -er

Slide 2 - Diapositive

Les verbes réguliers en -ER

Slide 3 - Diapositive

fermer=
sluiten
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
fermons
fermez
ferme
ferment
fermes
ferme

Slide 4 - Question de remorquage

Verbes -er: elle (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 5 - Quiz

Verbes -er: vous (manger)
A
mange
B
mangez
C
mangent
D
manges

Slide 6 - Quiz

Verbes -er: nous ________ (trouver)
A
trouvons
B
trouvez
C
trouves
D
trouve

Slide 7 - Quiz

Verbes -er: vous ______(manger)
A
mange
B
mangez
C
mangent
D
manges

Slide 8 - Quiz

donner=
geven
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
donnons
donnent
donnez
donnes
donne

Slide 9 - Question de remorquage

Doe het nu zelf (ook het zlf. nmw)
Je .......(donner)

Slide 10 - Question ouverte

Doe het nu zelf (ook het zlf. nmw)
Tu .......(donner)

Slide 11 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Il .......(parler)

Slide 12 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Elle .......(parler)

Slide 13 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Ils .......(parler)

Slide 14 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Elles......(parler)

Slide 15 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Vous......(parler)

Slide 16 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Nous......(parler)

Slide 17 - Question ouverte

Doe het nu zelf
wij spreken......(parler)

Slide 18 - Question ouverte

Doe het nu zelf
Jij spreekt......(parler)

Slide 19 - Question ouverte

Doe het nu zelf
zij spreekt......(parler)

Slide 20 - Question ouverte

Doe het nu zelf
zij spreken......(parler)

Slide 21 - Question ouverte

Doe het nu zelf
zij spreken.(vrouwen alleen).....(parler)

Slide 22 - Question ouverte

Doe het nu zelf
jullie spreken......(parler)

Slide 23 - Question ouverte

Ik snap het nu goed
Ja, helemaal
Nee, nog niet
Ja, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 24 - Sondage

De ontkenning
Ontkenning in het Nederlands is: Niet of geen. 
In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne of n' ........ pas
Op het stippellijntje komt het werkwoord

Slide 25 - Diapositive

Voorbeeld: iemand een appel geven.

Je donne la pomme.  Je ne donne pas la pomme.
Tu donnes la pomme.  Tu ne donnes pas la pomme
Il donne la pomme.  Il ne donne pas la pomme.
Nous donnons la pomme.  Nous ne donnons pas la pomme.
Vous donnez la pomme. Vous ne donnez pas la pomme.
Ils donnent la pomme. Ils ne donnent pas la pomme.


Slide 26 - Diapositive

donner=
geven
Il donne
Nous donnons.
Vous donnez.
Ils donnent.
tu donnes.
Je donne.
Nous ne donnons pas
Vous ne donnez pas
Je ne donne pas
Ils ne donnent pas.
Tu ne donnes pas
Il ne donne pas.

Slide 27 - Question de remorquage

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Elle a 13 ans.

Slide 28 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Je donne une pomme.

Slide 29 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Je donne une tarte.

Slide 30 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Elles parlent vite.

Slide 31 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Ils sont au retard.

Slide 32 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Tu parles vite.

Slide 33 - Question ouverte

Maak ontkennend. Geef hele zinnen.
Tu as un frère.

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
het kind

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
het strand

Slide 36 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
beroemd

Slide 37 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
ik heb nodig

Slide 38 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
nu

Slide 39 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
veel

Slide 40 - Question ouverte

Wat is het juiste Frans woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
hoeveel

Slide 41 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
houden van

Slide 42 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
bedankt

Slide 43 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
het stokbrood

Slide 44 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
de kaas

Slide 45 - Question ouverte

Wat is het juiste Franse woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):
de tas

Slide 46 - Question ouverte

Wat is het juiste Frans woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):

Slide 47 - Question ouverte

Wat is het juiste Frans woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):

Slide 48 - Question ouverte

Wat is het juiste Frans woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):

Slide 49 - Question ouverte

Wat is het juiste Frans woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):

Slide 50 - Question ouverte

Wat is het juiste Frans woord voor (vergeet het lidwoord niet indien van toepassing):

Slide 51 - Question ouverte