T5 Gaswisseling

T5 Gaswisseling
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

T5 Gaswisseling

Slide 1 - Diapositive

1 Waarvoor dient de huig?
A
De huig voorkomt dat er lucht in de mondholte komt tijdens het inademen
B
De huig voorkomt dat er lucht in de slokdarm komt tijdens het inademen
C
De huig voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt tijdens het slikken
D
De huig voorkomt dat er voedsel in de neusholte komt tijdens het slikken

Slide 2 - Quiz

2 In welke volgorde stroomt de lucht door deze delen naar binnen als je inademt?
A
Bronchiën − longblaasjes − luchtpijp.
B
Luchtpijp − bronchiën – longblaasjes
C
Bronchiën − luchtpijp – longblaasjes
D
Luchtpijp − longblaasjes − bronchiën

Slide 3 - Quiz

In afbeelding 1 zie je een deel van het ademhalingsstelsel van de mens, schematisch getekend.
1

Slide 4 - Diapositive

3 Hoe heet het onderdeel dat is aangegeven met de letter Q?

Slide 5 - Question ouverte

Intuberen
Een patiënt die tijdens een operatie onder algehele narcose is, kan niet zelf ademen. De beademing wordt in zo’n geval overgenomen door een beademingsapparaat. Via een buis gaat er lucht de longen in en uit. Ook kan er via het beademingsapparaat gas voor de narcose worden toegediend.
Om te beademen, schuift de anesthesioloog een buis richting de longen van de patiënt. Dit noem je intuberen (zie de afbeelding). Bij het intuberen moet de anesthesioloog er goed op letten dat de buis in het juiste orgaan terechtkomt. Ook mag de buis niet te ver naar binnen gaan.

Slide 6 - Diapositive

4 Vul in de volgende zin de juiste woorden in.
De buis loopt via de …(1) … en de keelholte naar de …(2)…

Slide 7 - Question ouverte

De anesthesioloog moet er goed op letten dat de buis niet te ver naar binnen wordt geschoven.
5 Bekijk de afbeelding goed. De buis is nu precies ver genoeg geschoven.
− Waar komt de buis in terecht als hij nog verder richting de longen wordt geschoven?
− En wat is daarvan het gevolg?

Slide 8 - Question ouverte

Via de buis kan ook gas voor de narcose worden toegediend. Twee eigenschappen van de longen zijn:
1 De longblaasjes en longhaarvaten hebben een dunne wand.
2 Alle longblaasjes samen hebben een grote oppervlakte.

6 Door welke eigenschap(pen) wordt het narcosegas na het inademen snel in het bloed opgenomen?

Slide 9 - Question ouverte

Topsport
Van topsport kun je astma krijgen, vooral van duursporten zoals schaatsen en wielrennen. Volgens het Astma Fonds blijkt dit uit onderzoek. De onderzoekers hebben metingen gedaan aan de longen van sporters tijdens de Olympische Spelen.
Een sporter haalt zo’n dertig keer per minuut adem; dat is twee keer zo veel als normaal. Ook ademt een sporter meer door de mond.
Topsporters trainen soms wel zeven dagen per week. Dat is een aanslag op hun longen. raken geïrriteerd en ontstoken. Dit kan tot astma leiden.


Schaatsers en wielrenners halen hoge snelheden en de koude lucht die ze daarbij inademen, prikkelt de luchtwegen. Hun longen
raken geïrriteerd en ontstoken. Dit kan tot astma leiden.
Onderzoekers verwachten dat het herstel van de longen na een sportprestatie sneller gaat met behulp van een inhalator. Die inhalator moet stoffen bevatten die de luchtweg wijder maken, zogenoemde luchtwegverwijders. Ook moet er een oplossing in zitten van water met lichaamseigen zouten.

Slide 10 - Diapositive

7. Waarom kan een inhalator met zoutoplossing helpen de irritatie aan de longen van de sporters te verminderen? Tip: denk aan de samenstelling van uitgeademde lucht.

Slide 11 - Question ouverte

8 Waarom bevat de inhalator van mensen met astma luchtwegverwijders?

Slide 12 - Question ouverte

Bij een astma-aanval haalt een patiënt piepend adem. Het verversen van de lucht in de longen bij een astmapatiënt verloopt veel moeizamer dan bij mensen zonder astma. Dat komt door het samentrekken van bepaalde spieren.

 

Drie typen spieren zijn:
–    middenrifspieren;
–    sommige tussenribspieren;
–    spieren in de wand van de luchtwegen.

Slide 13 - Diapositive

9 Verloopt het verversen van lucht bij een astmapatiënt moeizamer door deze spieren?
Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Question ouverte

Ingeademde en uitgeademde lucht
    Twee erlenmeyers zijn gedeeltelijk gevuld met kalkwater. Via een slangetje wordt gedurende enkele minuten in- en uitgeademd.
    Bij rustig inademen borrelt de lucht door het kalkwater in erlenmeyer 2, bij rustig uitademen door het kalkwater in erlenmeyer 1. De pijlen geven de richting van ingeademde en uitgeademde lucht aan.

Slide 15 - Diapositive

10 In welke erlenmeyer wordt het kalkwater het eerst troebel? Leg je antwoord uit.


Slide 16 - Question ouverte

Het percentage stikstof in ingeademde lucht wordt vergeleken met het percentage stikstof in uitgeademde lucht.

11 Welke van de volgende beweringen hierover is juist?

A
In ingeademde lucht is het percentage stikstof hoger dan in uitgeademde lucht.
B
In uitgeademde lucht is het percentage stikstof hoger dan in ingeademde lucht
C
Het percentage stikstof in ingeademde lucht is gelijk aan dat in uitgeademde lucht.

Slide 17 - Quiz

De lever
    In afb. 5 zie je een torso met daarin de lever aangegeven

Slide 18 - Diapositive

12 Tijdens inademing wordt de lever omlaag gedrukt.
Waardoor wordt dit veroorzaakt
A
Door het samentrekken van buikspieren
B
Door het samentrekken van middenrifspieren
C
Door het samentrekken van tussenribspieren

Slide 19 - Quiz

Bij het inademen wordt de lever omlaag gedrukt.

13 Bij welke soort ademhaling is dat het geval?

Slide 20 - Question ouverte

Een ademhalingstest
    Dorien is bij de dokter voor een ademhalingstest. Ze moet een paar keer op verschillende manieren in- en uitademen.

    Dorien ligt op de onderzoeksbank en ademt diep in met buik- en borstademhaling. Enkele spieren die betrokken zijn bij de ademhaling, zijn:
−    buikspieren;
−    middenrifspieren;
−    bepaalde tussenribspieren.

Slide 21 - Diapositive

14 Welke van deze spieren trekken zich sterk samen als Dorien diep inademt?
A
Buikspieren en middenrifspieren
B
Buikspieren en bepaalde tussenribspieren
C
Middenrifspieren en bepaalde tussenribspieren

Slide 22 - Quiz

De dokter meet ook hoeveel lucht Dorien kan inademen en uitademen. Hierbij gebruikt zij een spirometer, een apparaat dat de longfunctie meet.
    Het diagram in afbeelding 6 geeft de hoeveelheid lucht in de longen van Dorien weer gedurende een bepaalde tijd. In die tijd ademt zij een paar keer gewoon in en uit door de spirometer. En eenmaal ademt ze zo diep mogelijk in en uit.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

15 Welke letter in het diagram geeft het moment aan waarop het middenrif van Dorien maximaal omhoog wordt gedrukt?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
D
Letter S

Slide 25 - Quiz

16 Bij de mens gebeurt bij een inademing onder andere het volgende:
1 De ribben en het borstbeen bewegen omhoog en naar voren.
2 Lucht stroomt de longen in.
3 Het longvolume wordt groter.
Zet deze gebeurtenissen in de juiste volgorde.

Slide 26 - Question ouverte

17 Wat gebeurt er bij het hoesten?
A
De buikspieren trekken zich samen, waardoor het middenrif omhoog gaat
B
De buikspieren trekken zich samen, waardoor het middenrif omlaag gaat
C
De buikspieren ontspannen zich, waardoor het middenrif omhoog gaat.
D
De buikspieren ontspannen zich, waardoor het middenrif omlaag gaat.

Slide 27 - Quiz

Longziekten
   Vul de volgende zinnen aan.
Kies uit: bronchiën – chronisch – COPD – longemfyseem – slijm.
Let op: het woord aangeduid met cijfer 1 komt in drie verschillende zinnen te staan.
   
   
 ...(1)... is een verzamelnaam voor twee longziekten, namelijk chronische bronchitis en …(2)… Deze aandoening zorgt ervoor dat de luchtwegen blijvend vernauwd zijn. Hierdoor kunnen de longen niet goed functioneren en krijg je het benauwd.
    Roken is de belangrijkste oorzaak van …(1)… Als je sigarettenrook inademt, ontstaat er een ontstekingsreactie in de …(3)… Hier heb je nog niet direct last van. Langdurig roken zorgt er soms voor dat de ontsteking …(4)… wordt. Je krijgt het steeds sneller benauwd en moet vaak hoesten doordat er veel …(5)… in je longen zit.
    De benauwdheid bij …(1)… kan zo erg worden dat zelfs de was ophangen of traplopen erg veel moeite kost. Door te stoppen met roken wordt het ontstekingsproces en daarmee de afname van de longfunctie geremd. De longen zullen nooit meer volledig herstellen, maar de klachten zullen wel afnemen.

Slide 28 - Diapositive

18 Vul de woorden uit de bovenstaande tekst in.
Doe als volgt 1 = , 2 = (enzovoort)

Slide 29 - Question ouverte

Hooikoorts
    In de afbeelding is een pollenkalender weergegeven. In deze kalender is te zien in welke maanden verschillende planten stuifmeelkorrels maken die hooikoorts kunnen veroorzaken.

Slide 30 - Diapositive

Op 5 augustus heeft Sacha last van hooikoorts.

19 Kan de hooikoorts van Sacha worden veroorzaakt door stuifmeel van populieren? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Question ouverte

20 Aan welke delen van de luchtwegen blijven deeltjes kleven die allergie veroorzaken?
A
Longblaasjes
B
Slijmvliezen
C
Trilharen.

Slide 32 - Quiz

Ambrosia
    Stuifmeel van de plant ambrosia veroorzaakt bij sommige mensen hooikoorts, net als het stuifmeel van grassen. De stuifmeelkorrels van de ambrosia zijn veel kleiner dan de stuifmeelkorrels van grassen. Volgens onderzoek reageren veel hooikoortspatiënten veel sterker op de ambrosia dan op grassen.

Slide 33 - Diapositive

21 Hoe kan de grootte van de stuifmeelkorrels invloed hebben op hoe sterk een allergische reactie is? Leg je antwoord uit. Betrek in je antwoord de bouw van de luchtwegen.

Slide 34 - Question ouverte

Gaswisseling bij dieren
    Vier dieren zijn:
−    goudvis;
−    huisvlieg;
−    kerkuil;
−    volwassen kikker.

Slide 35 - Diapositive

22 Hoe vindt bij deze dieren de gaswisseling plaats: via de huid, via kieuwen, via longen of via tracheeën?

Slide 36 - Question ouverte

In de afbeelding  zijn met twee pijlen kleine openingen in de huid van de rups aangegeven.

Slide 37 - Diapositive

23 Hoe heten deze openingen? En waarvoor dienen ze?

Slide 38 - Question ouverte

Klaar!

Slide 39 - Diapositive