2v de brug lezen, 4 sept

Goedemorgen allemaal!


Naambordje op tafel en telefoon in je tas
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen allemaal!


Naambordje op tafel en telefoon in je tas

Slide 1 - Diapositive

  • bij binnenkomst, telefoon in je tas
  • als ik instructie geef is het stil
  • je laat elkaar uitspreken
  • je hebt je spullen bij je en je weektaak af

Slide 2 - Diapositive

 Rooster Nederlands 2V
  •   V2B: maandag 1e en 2e en woensdag  3e
  • V2C: dinsdag 3e en woensdag 6de en 7de 

Slide 3 - Diapositive

Hoe ziet dit jaar eruit bij Nederlands

Samen kijken naar planning (ELO)

Slide 4 - Diapositive

 Deze week (36)
  1. De brug Lezen, blz 236 t/m 243, opdracht 1, 2 en 3 in je schrift.
  2. Kiezen van een leesboek

Slide 5 - Diapositive

vandaag: Lezen herhaling lesstof 1hv - 
zie De Brug (laatste hoofdstuk boek)
->Welke informatie is nieuw voor je?
-> Wie zat er vorig jaar niet in 1hv?

Slide 6 - Diapositive

let op!! Vragen beantwoorden bij Lezen
  • In je antwoord herhaal je de kern van de vraag. Voorbeeld: wat is het onderwerp van tekst 1? Antwoord: Het onderwerp van tekst 1 is...  Je antwoord begint met een hoofdletter en is een hele zin die eindigt met een punt.
  • Een onderwerp is altijd 1 woord of een woordgroep. Een onderwerp kan nooit een hele zin zijn.
  • Alle antwoorden op de vragen kun je in de tekst vinden!

Slide 7 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les ken/kan ik:

... de leerstof Leesvaardigheid uit klas 1.
... deze stof correct toepassen op leesteksten.

Slide 8 - Diapositive

Welke vraag stel je om het onderwerp van een tekst te vinden?
A
Wie/Wat + PV?
B
Waar gaat de hele tekst over?

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp van een tekst?
A
de titel
B
de inleiding
C
de kernzin
D
dat waar de tekst over gaat

Slide 10 - Quiz

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een of een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.
D
In een alinea

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Uit welke drie onderdelen bestaat een tekst?
A
Inleiding, onderwerp en hoofdgedachte
B
Inleiding, slot en hoofdgedachte
C
Inleiding, middenstuk en slot
D
Middenstuk, slot en hoofdgedachte

Slide 13 - Quiz

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding NIET?
A
het onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
de aanleiding voor het schrijven geven
D
een advies geven

Slide 14 - Quiz

Waar bestaat het middenstuk van de tekst uit?
A
deelonderwerpen
B
conclusie
C
introductie onderwerp
D
geen van allen

Slide 15 - Quiz

Wat kun je NIET vinden in het slot?
A
een korte samenvatting
B
een anekdote
C
een conclusie
D
kijken naar de toekomst

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 18 - Quiz

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Welk tekstverband beschrijft
gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde?
A
tegenstellend verband
B
opsommend verband
C
toelichtend verband
D
chronologisch verband

Slide 21 - Quiz

Genoemde zaken worden achter elkaar opgesomd
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 22 - Quiz

Genoemde zaken zijn elkaars tegenovergestelde
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 23 - Quiz

Toelichtend verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Welke tekstdoelen ken je tot nu toe?
A
informeren, amuseren en overhalen
B
informeren, amuseren, overhalen, uitleggen, activeren en betogen
C
informeren, amuseren, overtuigen en activeren
D
ik ken geen tekstdoelen

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Een illustratie bij een tekst kan verschillende functies hebben: de tekst verfraaien, de aandacht trekken, de tekst verduidelijken en....
A
de tekst makkelijker maken
B
de tekst aanvullen
C
de pagina vullen
D
de tekst mooier maken

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag!
Wat: verder met De Brug, lezen (herhaling stof) opdr. 1 t/m 3
Waar: blz. 238 van je leerboek
Hoe: in duo's


Klaar?: zoek alvast een leesboek!
timer
15:00

Slide 30 - Diapositive

Ken je de leerstof Leesvaardigheid uit klas 1 en kun je deze stof correct toepassen op leesteksten?
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 31 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
straf voor circus
B
Tjechisch circus
C
vergeten krokodil
D
verwaarlozing

Slide 32 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Als je stage loopt in het vmbo, moet je aan verschillende zaken denken.
B
Hoe een stage in de praktijk ingevuld wordt, verschilt per opleiding.
C
In het vmbo kun je verschillende soorten stages lopen.

Slide 33 - Quiz