Hst 13.2 Versnelling en vertraging

Hst 13.2 

Versnelling en vertraging
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hst 13.2 

Versnelling en vertraging

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je leert 
  • dat versnelling en vertraging afhangt van de nettokracht
  • werken met de formule                                om het verband te leren tussen kracht, massa en de versnelling of vertraging 
  • hoe de versnelling of vertraging berekend kan worden uit de snelheid
  • hoe de snelheid berekend kan worden uit de versnelling of vertraging
F=ma

Slide 2 - Diapositive

Indeling les:
  • opstarten
  • uitleg par. 3.2
  • werken aan opdrachten 3.1 en 3.1
  • afsluiting: korte herhaling par. 3.2

Slide 3 - Diapositive

Resultaat van netto kracht
Netto kracht in de richting van beweging - versnelling
Netto kracht tegen de richting van beweging - vertraging

Slide 4 - Diapositive

Netto kracht
  • Cheeta (Jachtluipaard) 
       versnelt in 4 seconden 
       tot 100 km/h
  • Dit komt door zijn flinke spierkracht

  • Voortstuwende kracht = Krachten in de richting van beweging
  • Tegenwerkende krachten = Werken de andere kant op (wrijving)
  • Netto kracht = Het verschil tussen de twee

Slide 5 - Diapositive

versnelling, massa en kracht

Slide 6 - Diapositive

Krachten bij een constante snelheid

Als je op je fiets steeds met een 
even grote kracht trapt, ga je in 
het begin steeds sneller.
Maar op een gegeven moment
zijn de tegenwerkende evengroot
als de voortstuwende kracht.

Slide 7 - Diapositive

Grotere massa = Tragere versnelling

Een vrachtwagen 
heeft meer kracht nodig 
bij vertragen dan een 
personenauto
a=mF

Slide 8 - Diapositive

Wat is versnelling
Versnelling is een grootheid die ervoor zorgt dat een snelheid steeds groter kan worden. 
Is een versnelling groter dan 0, dan wordt de snelheid steeds groter.
Is een versnelling gelijk aan 0, dan blijft de snelheid gelijk.
Is een versnelling kleiner dan 0, dan wordt de snelheid steeds kleiner. Object is aan het remmen.

Slide 9 - Diapositive

Kracht, massa en versnelling
De grootte van de nettokracht is 
afhankelijk van de versnelling van het voorwerp en de massa van het voorwerp.


Slide 10 - Diapositive

Versnelling
a = versnelling in m/s2
Als de versnelling positief is, neemt de snelheid toe.

Als de versnelling negatief is, neemt de snelheid af.

Slide 11 - Diapositive

versnelling
versnelling = snelheidsverandering/ tijd


             = resulterende kracht (N) = nettokracht
m = massa (kg)
a = versnelling (       )



Fn=ma
Fn
s2m

Slide 12 - Diapositive

Versnelling berekenen:



a - versnelling in m/s2
t - tijd in s
v - snelheid in m/s
a=ΔtΔv
Δv=veindvbegin

Slide 13 - Diapositive

Wat is de versnelling? 



a=ΔtΔv

Slide 14 - Diapositive

Versnelling
Hoe bereken je de versnelling uit een v,t-diagram?

Slide 15 - Diapositive

Eenparig versneld of vertraagd

a = een versnelling of vertraging

Ve = Snelheid eind

Vb = Snelheid begin


Vgem = gemiddelde snelheid bij een versnelling of vertraging.

a=tVeVb
Vgem=2Ve+Vb

Slide 16 - Diapositive

versnelling 
  • grootheid a (       )
  • beginsnelheid (m/s)
  • eindsnelheid  (m/s)
  • tijdsduur versnelling (s)
  • formule in binas
s2m

Slide 17 - Diapositive

Onthoudt heel goed:
als de eenheid m/s² is:
dan
 NIET 
de waarde ervan in het kwadraat doen!!!!!!

Slide 18 - Diapositive

Op een voorwerp van 4,0 kg werkt een resulterende kracht van 10N. Bereken de versnelling van het voorwerp.

Slide 19 - Diapositive

Op een voorwerp van 4,0 kg werkt een resulterende kracht van 10N. Bereken de versnelling van het voorwerp.
geg:      m = 4,0kg             = 10N
gev:       a  ( m/s²)
For:       
Fn
Fn=ma
a=mFn=(4,0kg)(10N)
a=2,5s2m

Slide 20 - Diapositive

Op een voorwerp werkt een resulterende kracht van 26 N.
Ten gevolge hiervan ondergaat het voorwerp een versnelling van 0,240 m/s2. Bereken de massa van het voorwerp.

Slide 21 - Diapositive

Op een voorwerp werkt een resulterende kracht van 26 N. 
Ten gevolge hiervan ondergaat het voorwerp een versnelling van    0,240 m/s2. Bereken de massa van het voorwerp.
geg:      Fn = 26N       a = 0,240 m/s²
gev:       m (kg)
for:          


                m = 108 kg
m=aFn=0,24s2m26N
Fn=ma

Slide 22 - Diapositive

Een blok van 130 gram versnelt met 1,2 m/s2.
Bereken de resulterende kracht op het blok.

Slide 23 - Diapositive

Een blok van 130 gram versnelt met 1,2 m/s2
Bereken de resulterende kracht op het blok.
geg:      m = 130g = 0,130kg       a = 1,2 m/s²
gev:               (N)
for:      

                                             = 1,56 x10ˉ¹N
Fn=0,1301,2
Fn
Fn=ma
Fn=0,156N

Slide 24 - Diapositive

Een auto trekt in 9 s op van 0 tot 108 km/h.
Bereken zijn versnelling.

Slide 25 - Diapositive

Een auto trekt in 9 s op van 0 tot 108 km/h.
Bereken zijn versnelling.


gegeven:     ∆t = 9s      ∆v = 108/3,6 = 30 m/s
gevraagd:   a in m/s²
for:            



                          a= 3 m/s²


a=ΔtΔv
a=9s30sm

Slide 26 - Diapositive

Lesdoelen gehaald?
Je weet nu  
  • dat versnelling en vertraging afhangt van de nettokracht
  • hoe de versnelling of vertraging berekend kan worden uit de snelheid
  • hoe de snelheid berekend kan worden uit de versnelling of vertraging

Je kunt nu
  • werken met de formules                                                                                                 
      
       
F=ma
vgem=2(veindvbegin)
a=(Δt)(Δv)

Slide 27 - Diapositive