De gebiedende wijs "L'impératif"

De gebiedende wijs
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

De gebiedende wijs

Slide 1 - Diapositive

Gebiedende wijs
Je gebruikt de gebiedende wijs om iemand een bevel te geven of om te zeggen wat hij/zij moet doen. De gebiedende wijs heeft drie vormen:
Je richt je tot één persoon de je met 'je/jij 'aanspreekt
Louise, attends !
Gebruik de je-vorm van de présent, zonder je.
Je richt je tot jezelf en tot andere personen (we/wij)
Restons ensemble !
Gebruik de nous-vorm van de présent, zonder nous.
Je richt je tot meer personen of tot een persoon die je met 'u' aanspreekt
Mangez !
Gebruik de vous-vorm van de présent, zonder vous

Slide 2 - Diapositive

Parler = praten (tegenwoordige tijd)
Je parle = je-vorm
Tu parles
Il/elle/on parle
Nous parlons = nous-vorm
Vous parlez = vous-vorm
Ils/elles parlent

Slide 3 - Diapositive

Gebiedende wijs in het Frans:
In het Frans heb je drie vormen van de gebiedende wijs:

Je-vorm van het werkwoord in de présent: mange la pizza !
Nous-vorm van het werkwoord in de présent: parlons à Marc !
Vous-vorm van het werkwoord in de présent: prenez vos livres !

Slide 4 - Diapositive

Je-vorm
Je-vorm: 
Wanneer je iets zegt tegen een persoon die je met 'je/jij' aanspreekt.
Dylan, doe de deur dicht!
wordt:
Dylan, ferme la porte !
FERME is de je-vorm van het werkwoord FERMER.

Slide 5 - Diapositive

Nous-vorm:
Nous-vorm:
Wanneer je iets zegt tegen meerdere mensen waar je zelf ook bij hoort (wij/we).
Laten we huiswerk maken.
wordt:
Faisons nos devoirs.
FAISONS is de nous-vorm van het werkwoord FAIRE.

Slide 6 - Diapositive

Vous-vorm:
Vous-vorm: 
Wanneer je iets zegt tegen meerdere mensen waar je zelf niet bij hoort of tegen iemand die je aanspreekt met u. 
Sean en Mert, spreek langzaam! 
wordt: 
Sean et Mert, parlez lentement ! 
PARLEZ is de vous-vorm van het werkwoord PARLER

Slide 7 - Diapositive

Uitzondering:
Het werkwoord ALLER:
Tegen één persoon: VA (i.p.v. vais)

Jeremy, va à la pharmacie!

Slide 8 - Diapositive

Mangez les pommes!
Tegen wie kun je dit zeggen?
A
Tegen iemand die je met je/je aanspreekt.
B
Tegen een groep mensen waar je zelf ook bij hoort.
C
Tegen iemand die je met u aanspreekt.
D
Tegen een klein kind.

Slide 9 - Quiz

Parlons lentement ! betekent:
A
Praat langzaam!
B
Laten we langzaam praten!
C
Praten jullie eens langzaam!
D
U praat langzaam!

Slide 10 - Quiz

Vertaal: Meneer, ga rechtdoor.
A
Monsieur, allez tout droit.
B
Monsieur, vas tout droit.
C
Monsieur, va tout droit.
D
Monsieur, aller tout droit.

Slide 11 - Quiz

Pierre, gooi de dobbelstenen
A
Lances les dés
B
Lance les dés
C
Lancez les dés
D
lançons les dés

Slide 12 - Quiz

Nicolas en Antoine, ga naar huis!
A
Nicolas et Antoine, rentrons!
B
Nicolas et Antoine, rentre!
C
Nicolas et Antoine, rentrez!
D
Nicolas et Antoine, rentrer!

Slide 13 - Quiz

Madame Joubert, ga naar de gevangenis
A
Vais en prison
B
Va en prison
C
Allez en prison
D
Allons en prison

Slide 14 - Quiz

Mila, sla een beurt over
A
Passes ton tour
B
Passons notre tour
C
Passez votre tour
D
Passe ton tour

Slide 15 - Quiz

Alle spelers, ga terug naar start
A
Retournez au début
B
Retourne au début
C
Retournons au début
D
Retournes au début

Slide 16 - Quiz