Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Grammatica - BK2a
Slide 1 - Diapositive
Lesson goal
At the end of this lesson you will be able to use the plural form of English words!
Next up, a warming up exercise.
Slide 2 - Diapositive
Choose the correct plural form. Foot
A
Foots
B
Feet
C
Footes
D
Feets
Slide 3 - Quiz
Choose the correct plural form: sheep
A
sheeps
B
sheepes
C
sheep
Slide 4 - Quiz
Choose the correct plural form: Mouse
A
Mouses
B
Mouse
C
Mices
D
Mice
Slide 5 - Quiz
And now a difficult one: Sphinx
A
Sphinx
B
Sphinxes
C
Sphinges
D
Sphinses
Slide 6 - Quiz
Engelse meervouden
Bij de meeste enkele zelfstandig naamwoorden (nouns) voeg je simpelweg -s of -es toe aan het eind. Gebruik NOOIT 's, dit maakt het woord bezittelijk: Maja's dog > Maja haar hond
Dog > Dogs
Car > Cars
Kid > Kids
Book > Books
Slide 7 - Diapositive
Irregular plural nouns
Er zijn ook woorden met unieke meervoudsvormen.
Child > Children
Man > Men
Goose > Geese
Mouse > Mice
Slide 8 - Diapositive
The .... (child) are feeding the hungry .... (mouse)
Slide 9 - Question ouverte
Plural of: cattle
A
cattle
B
cattles
C
cattle's
D
cattlen
Slide 10 - Quiz
Worksheet
Vul het werkblad in, je moet de 15 woorden veranderen naar de juiste meervoudsvorm.
Vragen? Steek je hand omhoog.
Slide 11 - Diapositive
Gather your books
exercise 30b, c & d
Slide 12 - Diapositive
Summary & repetition
Waarom gebruiken we nooit 's in het Engelse meervoud?
Waarom blijven sommige woorden hetzelfde als je ze meervoud maakt?
Slide 13 - Diapositive
Bij normale zelfstandige naamwoorden voeg je -s toe.
Eindigt het woord op -s, -ss, -sh, -ch, -x of z? Dan voeg je meestal -es toe.
Er is een uitzondering, bij sommige woorden verdubbel je de -s of -z aan het einde, dan pas voeg je de -es toe.