Herhaling 4.1 en 4.2

Agenda:
- Herhalen
- SO
- Video 4.3
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Agenda:
- Herhalen
- SO
- Video 4.3

Slide 1 - Diapositive

Herhaling 4.1

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen 4.1:
Je kunt drie oorzaken noemen van WOI
Je kunt de aanleiding noemen van WOI
Je kunt uitleggen hoe WOI verliep
Je kunt uitleggen welke rol Nederland speelde tijdens WOI
Je kunt uitleggen wat de gevolgen zijn van WOI voor Duitsland
Je kunt uitleggen hoe WOI afliep

Slide 3 - Diapositive

Wat is GEEN oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Nationalisme
B
Totalitair
C
Wapenwedloop
D
Militarisme

Slide 4 - Quiz

Drie oorzaken van WOI:
1. Nationalisme: liefde voor eigen volk, politiek-maatschappelijke beweging die streeft naar een staat voor het eigen volk --> willen graag uitbreiding van macht --> vooral Duitsland en Frankrijk tegenover elkaar
2. Militarisme: manier van denken van mensen die het leger heel erg belangrijk vinden. --> Leger had veel macht, veel jongens wilden graag het leger in.

Slide 5 - Diapositive

Drie oorzaken van WOI:
3. Wapenwedloop: strijd tussen landen om de sterkste bewapening. Landen voelden de spanning en wilden zichzelf daarom goed kunnen verdedigen.

Bondgenootschappen zorgden ervoor dat de oorlog niet tussen maar twee landen was, maar gelijk een heleboel.

Slide 6 - Diapositive

De aanleiding van de Eerste Wereldoorlog was
A
Militarisme
B
Bondgenootschappen
C
Modern imperialisme
D
De moord op Ferdinand

Slide 7 - Quiz

Aanleiding van de Eerste Wereldoorlog
De moord op de kroonprins van Oostenrijk, Franz Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914.
Sarajevo is de hoofdstad van Bosnië -> Bosnië was een provincie van Oostenrijk -> Servië vond dat Bosnië bij hen moest horen -> Ferdinand werd vermoord door een Servische nationalist -> Oostenrijk verklaart op 28 juli de oorlog aan Servië.


Slide 8 - Diapositive

Door bondgenootschappen liep de oorlog direct uit tot een groot conflict

Slide 9 - Diapositive

Centralen
Geallieerden


Servië

Duitsland

Frankrijk
Groot-Brittannië

Oostenrijk

Rusland

Turkije

VS

Slide 10 - Question de remorquage

Wat zijn loopgraven?
A
Bovengrondse versterkingen om soldaten te beschermen
B
Graven van soldaten in de vorm van een geweerloop
C
Smalle gangen in de grond gegraven om soldaten te beschermen
D
Graven waar je in kon lopen

Slide 11 - Quiz

wat waren nieuwe wapens in de oorlog
A
gekleurde uniformen
B
sabels en voorlaad kanonnen
C
tanks, gifgas en machinegeweren
D
paarden als trekdier

Slide 12 - Quiz

Waarom trokken veel Duitse soldaten in 1917 van het oostfront naar het westfront?
A
in het oosten was het te koud
B
dat was dichterbij huis
C
omdat geallieerde troepen hen wegjaagden
D
omdat Rusland zich terug trok uit de oorlog

Slide 13 - Quiz

Welke gebeurtenis vond als eerste plaats?
A
Russische Revolutie
B
Einde Eerste Wereldoorlog

Slide 14 - Quiz

Wie wonnen de Eerste Wereldoorlog?
A
Centralen
B
Geallieerden

Slide 15 - Quiz

Bij de Vrede van Versailles...
A
Moest Duitsland de schuld van WOI betalen
B
Raakte Duitsland veel land kwijt
C
Mocht Duitsland nog een klein leger hebben
D
Alle drie de vorige antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quiz

Lesdoelen 4.2
- Je kunt uitleggen wat de begrippen dictator, indoctrinatie, totalitair, communisme betekenen.
- Je kunt vertellen wanneer Rusland communistisch werd en wie de leider van de communisten was (en opvolger)
- Je kunt uitleggen wat een consumptiemaatschappij is.
- Je kunt uitleggen wat en wanneer de economische crisis van de VS was.
- Je kunt uitleggen dat het fascisme en nationaalsocialisme veel op elkaar lijken, maar dat er ook een groot verschil is. 

Slide 17 - Diapositive


Wat is een dictator?
A
Iemand die gekozen is door het volk
B
Iemand die alleen heerst
C
Iemand die meerdere landen regeert
D
Iemand die stiekem niet wil regeren

Slide 18 - Quiz

Russische Revolutie
- Rusland deed mee in WOI, veel boeren waren soldaat, daarom was er veel honger in de winter van 1917.
- De tsaar (Russische keizer) trad daarom af. -> Nieuwe regering zette oorlog door.
- Oktober 1917 communisten verzetten zich tegen nieuwe regering en grepen met een revolutie de macht. ----> Leider Lenin

Slide 19 - Diapositive

Russische Revolutie
- Lenin werd een dictator (alleenheerser)
- Hij drong de ideeën over het communisme op aan de bevolking (indoctrinatie) door middel van onderwijs en media
- Tegenstanders werden uitgeschakeld (strafkampen of verdwenen)
- Totalitair: de staat hield je in de gaten en er werd verwacht dat je mensen zou verklikken als ze niet communistisch waren

Slide 20 - Diapositive

Wat is communisme?
A
Politiek streven om alle rijkdom en bezit aan één iemand te geven.
B
Politiek streven om alle rijkdom en bezit aan alle vrouwen te geven, zodat alle vrouwen het goed hebben.
C
Politiek streven om alle rijkdom en bezit te verdelen, zodat iedereen in alles gelijk is.
D
Dat is een wapen waarmee werd gevochten in de oorlog.

Slide 21 - Quiz

Wat is een consumptiemaatschappij?
A
maatschappij waarin mensen luxe producten kunnen kopen
B
maatschappij van liefdadigheid
C
maatschappij waarin niet geleend mag worden
D
de jaren 20

Slide 22 - Quiz

Waar was er in de jaren 20 een consumptiemaatschappij?
A
Duitsland
B
Europa
C
Verenigde-Staten
D
Nederland

Slide 23 - Quiz

In 1929...
A
was de economische crisis
B
kwam Hitler aan de macht
C
viel Hitler Polen binnen
D
werd Hitler gearresteerd.

Slide 24 - Quiz

Economische crisis
- Tijdens WOI kon Europa zichzelf niet voorzien van genoeg voedsel, daarom gingen de Amerikanen meer produceren. Om dat te doen hadden ze dure machines nodig, die ze kochten met leningen.
- Om al die luxeproducten te kopen sloten Amerikanen leningen af bij de bank.

Slide 25 - Diapositive

Economische crisis
- Niks aan de hand zou je denken?
- Na WOI ging Europa zichzelf weer opbouwen, dus ook eten produceren en was het Amerikaanse niet meer allemaal nodig.
- De Amerikanen hoopten ook hun luxeproducten aan de Europeanen te verkopen, ook dat lukte niet als gepland.

Slide 26 - Diapositive

Economische crisis
- Productie moest verminderen -> arbeiders werden ontslagen -> mensen konden hun lening niet betalen -> niemand kocht meer luxeproducten -> fabriekseigenaren en boeren konden hun leningen niet meer betalen -> banken gingen failliet -> de economie stortte in elkaar. -> De economische crisis ging van start in 1929 in de VS en sloeg door naar de rest van de wereld.

Slide 27 - Diapositive

Economische crisis
- De economische crisis in Nederland: veel mannen waren werkloos. -> Er was een uitkering -> kreeg je niet zomaar -> je moest 2x per dag op verschillende tijden een stempel gaan halen bij een loket.
Waarom?
Hierdoor kon je niet nog stiekem ergens zwart werken. Dan zou je geen recht op een uitkering hebben.

Slide 28 - Diapositive

Fascisme
Kenmerken fascisme:
  • Italië
  • Extreem-nationalistisch
  • Militaristisch (kijk maar naar het pak van Mussolini)
  • Antidemocratisch -> want dictator verbiedt de rest
  • Eén leider principe -> dictator
  • Verheerlijking geweld (bv. knokploegen (zwart hemden)
  • Totalitair

Slide 29 - Diapositive

Nationaalsocialisme is de ideologie van Adolf Hitler

Het nationaalsocialisme is gebaseerd op het fascisme 
Nationaalsocialisme en het verschil met fascisme is dat het nationaalsocialisme racistisch is. Het Germaanse ras is superieur, de Slavische volken (Russen bv) minderwaardig.

Slide 30 - Diapositive