Paragraaf 8.6 - De Verzorgingsstaat - KGT

Welkom bij Maatschappijleer
Docent: Julian de Vré
Klas 3
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Maatschappijleer
Docent: Julian de Vré
Klas 3

Slide 1 - Diapositive

Via de bovenstaande link van LessonUp kom je bij de les terecht. 

Zodra je op de knop Start les drukt begint de les.
   
Je heet de leerlingen welkom en je vraagt of zij hun mobiele telefoon kunnen pakken en dat zij naar LessonUp kunnen gaan. Zodra zij dat doen geef je hun de pincode die onder de slide staat zodat zij kunnen inloggen. Er staat ook een QR-code bij zodat zij kunnen meedoen met de les. Je controleert of er 17 leerlingen meedoen. Attendeer de leerlingen erop dat het niet toegestaan is om onder nep-naam/synoniem naam mee te doen.

Programma

1. Introductie
2. Theorie
3. Werkvorm
4. Opdrachten
5. Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Vervolgens laat je de leerlingen het programma zien. Dan vertel je dat je eerst gaat beginnen met de introductie waarbij de leerlingen kennismaken met de lesdoelen van het blokuur. En dat door middel van een video de leerlingen kennis kunnen maken met het onderwerp van de les.

Daarna vertel jij dat de theorie wordt besproken. Dan vertel je dat de leerlingen in het volgende uur de lesstof gaan toepassen in een werkvorm. Hierna vertel je dat er dan een uitleg wordt gegeven over het kunstproject waar de leerlingen aan gaan deelnemen. Ten slotte zeg je dat de les wordt afgesloten wordt door terug te blikken naar de lesdoelen.

1. Introductie - Lesdoelen

1. Jullie kunnen uitleggen wat de verzorgingsstaat is en welke uitkeringen er zijn

2. Jullie kunnen uitleggen waarom de verzorgingsstaat veranderd is en wat hiermee het onderliggend dilemma is

3. Jullie kunnen een beargumenteerd standpunt innemen over dit dilemma


Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen:
1. Jullie kunnen uitleggen wat de verzorgingsstaat is en welke uitkeringen er zijn

2. Jullie kunnen uitleggen waarom de verzorgingsstaat veranderd is en wat hiermee het onderliggend dilemma is



2. Theorie



De Verzorgingsstaat

Slide 4 - Diapositive

Bij deze slide ga je verder waar je bij de vorige slide was gestopt, namelijk dat je uitlegt dat het maatschappelijk vraagstuk gaat over de verzorgingsstaat.  
2. Theorie
Nachtwakersstaat
Nederland 19e eeuw:

Nachtwakersstaat 
Nachtwakersstaat houdt in:
- Minder regels
- Overheid bemoeit zich niet

betekenisbetekenis
Een land waarbij de overheid in actie komt wanneer het onveilig is
Maar: vanuit de religieuze stromingen moet de overheid meer doen, maar wat?

Slide 5 - Diapositive

Bij deze slide vertel je dat Nederland in de 19e eeuw een nachtwakersstaat was. Dit houdt in dat dit een land is waarbij de overheid alleen in actie gaat komen wanneer de veilig in het geding is.
Dit houdt verder in dat er minder er regels zijn in de samenleving en dat de overheid zich niet verder bemoeit met de burger.
Maar vanuit de religieuze stromingen: liberalisme, sociaal en christendemocraten wordt gezegd dat de overheid meer moet doen. Maar wat moeten zij dan meer doen? Voorloper van de verzorgingsstaat.

Van nachtwakersstaat naar verzorgingsstaat 
Verzorgingsstaat
Een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is
Als je in Nederland jezelf niet kan onderhouden (ZOAO) dan kun je een uitkering krijgen. 

Twee soorten uitkeringen:
1. Uitkeringen voor iedereen (samenleving)
2. Uitkeringen voor werknemers
Nederland 20e eeuw:
Ziekte
Ouderdom
Armoede
Ontwetendheid

Slide 6 - Diapositive

Vervolgens geef je aan dat in de 20ste eeuw de nachtwakersstaat veranderd naar een verzorgingsstaat, na de Tweede Wereldoorlog door Willem Drees. 

Dit betekent dat de overheid meer doet dan alleen helpen als het onveilig is maar dat het mensen onderhoudt als zij werkloos, arbeidsongeschikt raken. Hierdoor kunnen burgers een uitkering krijgen. 

Er zijn twee soorten uitkeringen namelijk uitkeringen voor iedereen in de samenleving en uitkeringen voor werknemers.

Leg de afkorting van ZOAO uit (Ziekte, Ouderdom, Armoede en Onwetendheid). Hierdoor kunnen mensen aankloppen voor een uitkering.
Deze uitkeringen worden later toegelicht.

Uitkeringen werknemers

- Werkloosheidsuitkering (WW)

- Ziektewet

- Arbeidsongeschikt (WIA)


Uitkeringen voor iedereen

- Algemene Ouderdomswet (AOW)

- Bijstand

- Kinderbijslag

Slide 7 - Diapositive

Je legt bij deze sheet uit dat sommige regelingen gelden voor iedereen, maar dat dus ook voor mensen gelden die niet werken. 

Hierdoor wordt er dus onderscheid gemaakt tussen uitkeringen voor werknemers en iedereen. 

Deze uitkeringen worden betaald door belastingen die mensen betalen.
Uitleggen voorbeelden.
Uitkeringen voor iedereen

AOW: vanaf je pensioenleeftijd krijg je deze uitkering

Kinderbijslag: ouders krijgen een gift van de overheid om de onderhoud van kinderen te voorzien.

Bijstand: deze uitkering krijg je als je geen WW-uitkering (meer) krijgt en (nog) geen werk hebt.

Uitkeringen voor werknemers

WW: uitkering die je ontvangt zodra je werkloos bent

Ziektewet: dit is de uitkering die je ontvangt als je door ziekte niet meer kunt werken

Arbeidsongeschikt: mocht je door een ongeval en of gebeurtenis niet meer (volledig) kunnen werken kun je de (gedeeltelijke) WIA krijgen.

Maar dan......

Slide 8 - Diapositive

Maar dan ga je opbouwen dat de verzorgingsstaat in de 21ste eeuw gaat veranderen.

Slide 9 - Vidéo

Deze verandering van de verzorgingsstaat laat je zien door middel van een video waarbij Koning Willem-Alexander als hoofd van de regering de troonrede in 2013 voorleest waarbij de verzorgingsstaat veranderd naar de participatiesamenleving. 

Uitleggen dat de koning namens de regering dit voor gaat lezen, verwijs naar Artikel 42 lid 2. De koning is onschendbaar de ministers zijn (politiek) eindverantwoordelijk. 

De koning is dus politiek niet de eindverantwoordelijke, maar de ministers dus wel.  
Kijkvraag: beschrijf in je eigen woorden wat er is veranderd aan de verzorgingsstaat
Kijkvraag: wat is de boodschap van deze flashmob?
timer
3:00

Slide 10 - Question ouverte

Na het bekijken van de video stel je de leerlingen de vraag of zij in hun eigen woorden kunnen vertellen wat er is veranderd is aan de verzorgingsstaat. Klik op het klokje de leerlingen hebben drie minuten de tijd om deze vraag te beantwoorden. 

Bespreek dit daarna met hen. Het is niet erg dat de leerlingen de verandering niet goed omschrijven het gaat er dat de leerlingen nadenken over de vraag. Het antwoord vult deze kennis aan van de leerlingen. Zie de volgende sheet.

Verandering verzorgingsstaat (2013)
Troonrede Koning 2013
"Verandering verzorgingsstaat naar participatiesamenleving"
De Nederlandse verzorgingsstaat wordt te duur. Dus de overheid neemt maatregelen:
1. Bezuinigen uitkeringen
2. Zorg nodig? Eigen bijdrage
3. Meer banen door overheid
4. Pensioenleeftijd naar 67 jaar

De overheid bezuinigt 
De markt doet mee

Slide 11 - Diapositive

De verzorgingsstaat veranderd naar de participatiesamenleving hierover in de volgende sheet meer informatie over.

Alle uitkeringen voor werkenden en niet -werkende bij elkaar kosten veel geld. In Nederland zijn er honderdduizenden mensen arbeidsongeschikt of werkeloos. 

Daarnaast geeft de overheid door de vergrijzing bovendien veel geld uit aan AOW-uitkeringen aangezien het CPB verwacht dat in 2040 een kwart van de bevolking arbeidsongeschikt is. Hierdoor wordt de verzorgingsstaat te duur. 
Om de verzorgingsstaat te kunnen blijven betalen heeft de overheid een aantal maatregelen ingevoerd. Zoals:
- Dat de pensioenleeftijd naar 67 jaar gaat
- Dat de eigen bijdrage betaald moet worden voor zorg
- Op uitkeringen bezuinigd moet worden
- Dat de overheid voor meer banen moet zorgen hoe meer mensen werken hoe minder geld besteed hoeft te worden aan de uitkeringen

Doordat de overheid bezuinigt op de uitkeringen door deze verandering neemt de markt ook deel aan de zorg. Dit komt door het neoliberalisme dat dateert vanaf 1995. Hierin zijn burgers vrij om te kiezen hoe zij zorg willen ontvangen (democratie, individualisering etc.)

Verandering verzorgingsstaat (2013)
Troonrede Koning 2013
Troonrede Willem Alexander namens de regering: 


    Verzorgingsstaat                                              Participatiesamenleving
Participatiesamenleving: 
Iedere burger neemt zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor zorg en om bij te dragen

Slide 12 - Diapositive

Koning Willem-Alexander leest namens de regering als staatshoofd de troonrede voor, (uitleggen in dienst van Artikel 42 lid 2 zie slide 14) dat de verzorgingsstaat veranderd naar een participatiesamenleving. 

In een participatiesamenleving is het de bedoeling dat iedere burger zelf de verantwoordelijkheid neemt voor zorg en om hierin bij te dragen.
Wat betekent dit nog meer?
Participatiesamenleving: 
Het is de bedoeling dat voordat iemand hulp krijgt eerst zelf gaat kijken of de sociale omgeving wat kan doen


Wat als: stel er mensen zijn die het niet alleen redden....


                                 
Zelfredzaamheid

Slide 13 - Diapositive

De participatiesamenleving betekent nog meer dat het de bedoeling is dat voordat iemand hulp krijgt eerst zelf gaat kijken of de sociale omgeving bestaande uit de vrienden en familie van de mensen wat kan doen om zorg te verlenen. 

Dus mensen moeten beroep doen op hun zelfredzaamheid. Dit begrip is belangrijk om te noemen bij deze slide. Dus de verzorgingsstaat dwingt mensen om appél te doen op hun zelfredzaamheid.

Maar wat nu dat mensen niet in staat zijn om zichzelf te helpen en dan te redden? Wat dan?
Je kan er dan ook bij vertellen laten wij deze mensen dan in de steek.
Bruggetje volgende slide. Welke bevolkingsgroep heeft hier dus dan het meeste last van.

Welke bevolkingsgroep is kwetsbaar in de participatiesamenleving?
A
Jongeren
B
Migranten
C
Jongens en meisjes
D
Ouderen

Slide 14 - Quiz

Je vraagt de leerlingen om de vraag via hun telefoon te beantwoorden.
Vraag oplezen. Na de invoer sluit je deze. Het juiste antwoord is D ouderen. In de volgende slide wordt uitgelegd waarom dit zo is.

1. Vergrijzing

  • Ouderen worden ouder dus meer zorg nodig
2. Eenzaam

  • Ouderen zijn vaker alleenstaand
  • Ouderen hebben meestal geen familie en vrienden voor hulp

Slide 15 - Diapositive

De reden waarom ouderen in deze veranderde verzorgingsstaat/participatiesamenleving de kwetsbare bevolkingsgroep is dat ouderen door de vergrijzing ouder worden. 

Dus deze groep heeft meer zorg nodig. Bovendien is deze groep ook eenzaam aangezien zij vaker alleenstaand zijn en hebben ook meestal geen familie en vrienden die voor hen kunnen zorgen. 

Daarnaast worden de kinderen van deze ouderen dan weer te oud om hun ouders te kunnen voorzien van zorg (dit expliciet uitleggen). 
Gevolgen ouderen
Maar: is de verandering van de verzorgingsstaat wel goed voor ouderen?

Onderliggende vraag:
Wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?




Slide 16 - Diapositive

Je vertelt:
Als je bekijkt dat ouderen de kwetsbare doelgroep is en door de vergrijzing wordt deze groep steeds meer. Dan zou je kunnen afvragen kunnen of de verandering van de verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving wel de juiste manier om deze kwetsbare groep te helpen?

Herhaling: door de participatiesamenleving zijn ouderen op zichzelf en hun sociale omgeving aangewezen

De onderliggende vraag wie is er dan verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?

Antwoord: tijd voor een gesprek om dit dilemma bespreekbaar te maken......
Onderliggende vraag:
Wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen? 

Slide 17 - Diapositive

Om antwoord te geven op de onderliggende vraag is het dus belangrijk dat dit dilemma bespreekbaar te maken doormiddel van een gesprek. Je vertelt dat dit het volgende lesuur gaat gebeuren. 
2. Theorie
Dilemma: onderwerpen waarbij er verdeeldheid ontstaat in de samenleving






Maatschappelijk vraagstuk                   dilemma =  discussie!

Slide 18 - Diapositive

Bij deze slide leg je de koppeling tussen het vraagstuk en het onderliggende dilemma.

Je legt uit dat bij een dilemma dat er onderwerpen worden besproken die ervoor zorgen dat er verdeeldheid kan ontstaan in de samenleving. Noem hierbij een voorbeeld zoals de coronapandemie. De ene vindt dat corona niet bestaat (corona-wappies) en de andere groep mensen in de samenleving vindt dat corona bestaat en dus de maatregelen hiervoor genomen moeten worden.

Vervolgens leg je uit dat er bij ieder maatschappelijk vraagstuk een onderliggend dilemma schuilgaat. En dat dit leidt tot een discussie tussen mensen.

Daarna zeg je tegen de leerlingen dat wij deze theorie gaan toepassen op dit maatschappelijk vraagstuk. Zie volgende slide.

2. Theorie







(waarden)Dilemma: Individueel vs Collectief
Maatschappelijk vraagstuk: gevolgen verandering verzorgingsstaat naar participatiesamenleving


Dilemma: Wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?


Slide 19 - Diapositive

Bij deze slide leg je uit dat het maatschappelijk vraagstuk gaat over de gevolgen van de verandering van de verzorgingsstaat naar participatiesamenleving.

Daarbij leg je dus uit dat het onderliggend dilemma is dat of de leerlingen na het horen van de lesstof de keuze gaan maken of zij vinden dat het ouderen en hun sociale omgeving of de gemeenschap verantwoordelijk is voor het verzorgen van ouderen.

Vertel hierbij dat de waarden individueel en collectief gekoppeld kan worden (waardenontwikkeling)
Je legt uit dat waarden waardevol betekent

Deelnemers verzorgingsstaat
1. Burgers: mensen in de samenleving

2. Overheid: uitkeringen geven aan burgers

3. De markt: organisaties die de zorg op zich willen nemen




Slide 20 - Diapositive

Om uiteindelijk een gesprek te voeren over het dilemma is het belangrijk om het individu en het collectief te identificeren. 

Om dit te doen moeten eerst de deelnemers van de verzorgingsstaat vastgesteld worden. 

Je vertelt dat de Nederlandse verzorgingsstaat uit een aantal deelnemers (actoren) bestaat. Deze groepen zijn als volgt.

Burgers: dit zijn mensen die zorg nodig hebben wanneer zij arbeidsongeschikt, mensen die werkloos raken en of mensen die zijn ontslagen.

Overheid: de overheid heeft in deze rol de verantwoordelijkheid neemt om voor de burgers te zorgen. Zoals het verstrekken van uitkeringen etc. zie de volgende sheets.

De markt: dit zijn bedrijven die de zorg op zich nemen om zorg te verlenen aan de burgers. Wanneer de overheid zich terugtrekt om zorg te verlenen dan nemen de bedrijven van de markt deze taak op zich over. Deze bedrijven worden op het gebied van financiën gedreven door vraag en aanbod. Hoge vraag naar zorg, zorgt voor een hogere prijs voor hulp en zodra het aanbod qua bedrijven daalt dat dan de prijs voor zorg gaat dalen.

Deze drie deelnemers beïnvloeden elkaar in de verzorgingsstaat. De vraag die steeds geldt wie zorgt voor de zorg van de burger. Doet de burger dit zelf of wordt dit via de overheid of de markt gedaan. Verderop in deze les komt dit verder aan bod waarbij de verantwoordelijk voor de zorg gaat verschuiven van de ene deelnemer naar de andere deelnemer.

Individueel
- Oudere burgers (65+ jaar)
- Vrienden en familie van ouderen (sociale omgeving)


Collectief
- Overige burgers  
- Overheid
- De markt
Verdeling deelnemers verzorgingsstaat

Slide 21 - Diapositive

De waarden die horen bij het dilemma wie er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen zijn als volgt:
- Individueel
- Collectief

Deze waarden kunnen dan vervolgens weer onderverdeeld worden onder de deelnemers van de verzorgingsstaat namelijk:

Individueel:
- Ouderen (65+ jaar) zelf en hun sociale omgeving (vrienden en familie)
Collectief:
- Overige burgers (samenleving)
- De overheid
- De markt

Herhaling hierbij is het dus de vraag wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen? Ouderen en hun sociale omgeving of de overige burgers/overheid en de markt.

Volgend uur debat over dilemma:

Wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?
                     Individueel vs collectief

Slide 22 - Diapositive

Je vertelt hier dat tijdens het volgende uur dat er een debat gaat plaatsvinden over dit dilemma met de onderliggende waarden individueel en het collectief. 
2. Theorie - Samenvatting
  • Verzorgingsstaat: een land waar de overheid de burgers helpt als het nodig is
  • Voorbeelden uitkeringen: AOW, WW, Kinderbijslag en bijstand
  • Verandering naar participatiesamenleving: voor hulp eerst zelf en sociale omgeving kijken
  • Ouderen kwetsbare groep: vergrijzing en eenzaamheid
  • Dilemma: wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?
  • Waarden: collectief (samenleving) en individueel (ouderen en sociale omgeving)



Slide 23 - Diapositive

Voordat je toekomt aan de werkvorm geef je kort de samenvatting van de les.

• Verzorgingsstaat: een land waar de overheid de burgers helpt als het nodig is

• Voorbeelden uitkeringen: AOW, WW, Kinderbijslag en bijstand

• Verandering naar participatiesamenleving: voor hulp eerst zelf en sociale omgeving kijken

• Ouderen kwetsbare groep: vergrijzing en eenzaamheid

• Dilemma: wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?

• Waarden: collectief (samenleving) en individueel (ouderen en sociale omgeving)

3. Werkvorm - Uitleg
Werkvorm: debat

Dilemma: wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?

Doelstelling: standpunt en argumenten dilemma

Slide 24 - Diapositive

Na de pauze leg je uit dat de leerlingen met elkaar in debat gaan tijdens de werkvorm.

Daarbij leg je uit dat tijdens het debat een het dilemma dat in lesuur 1 naar voren is gekomen behandeld gaat worden. Wie is er verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen?

Doelstelling: het doel is dat de leerlingen een beargumenteerd standpunt gaan innemen.

Daarna leg je uit dat dit standpunt gebruikt gaat worden voor een project dat later wordt uitgelegd tijdens deze les.

De instructie van deze werkvorm staan in het docentenmateriaal. Deze instructie zorgt ervoor dat je weet wat er van je verwacht wordt tijdens het debat en hoe je dit in goede banen kan leiden als docent. Dus voorafgaand aan deze les neem je deze instructie door. Zie paragraaf 4.2.

3. Werkvorm - Debat

Slide 25 - Diapositive

Je laat aan de hand van de afbeelding zien hoe het debat eruit komt te zien. En dat er een aantal rollen zijn tijdens het debat.
Je vraagt de leerlingen om de tafels in deze opstelling neer te zetten.

3. Werkvorm - Uitleg
Functies debat
Voorstanders: leerlingen die voor de stelling zijn
Tegenstanders: leerlingen die tegen de stelling zijn
Voorzitter: leiders van de voorstanders- en tegenstanders
Spreker: leiden debat
Tijdwaarnemer: tijd bijhouden
Publiek: meedoen / bepalen winnaar debat

Slide 26 - Diapositive

Uitleg functies debat

Functies debat

Voorstanders: leerlingen die voor de stelling zijn

Tegenstanders: leerlingen die tegen de stelling zijn

Voorzitter: leiders van de voorstanders- en tegenstanders

Spreker: Leiden debat
Tijdwaarnemer: tijd bijhouden

Publiek: meedoen/ bepalen winnaar debat

Aangezien ik tijdens de les kritisch burgerschap wil stimuleren in plaats van braaf burgerschap zijn de leerlingen vrij om te bepalen welke rol zij op zich nemen. 

Mochten leerlingen geen standpunt en argumenten hebben dan kun je hen indelen als publiek, tijdwaarnemer of spreker. Dit zijn de neutrale functies in het debat.

3. Werkvorm - Regels

Slide 27 - Diapositive

Daarna leg je de leerlingen uit om ervoor te zorgen dat er een debat wordt gevoerd waarbij er wordt gesproken over het onderwerp en dat er een stimulerend en veilig klasklimaat wordt gecreëerd. Het is belangrijk om de spelregels te volgen voor een discussie. Je laat één van de leerlingen de spelregels voorlezen.
3. Werkvorm - Uitleg


Een debat bestaat uit drie fasen

1. De opzetfase (2 min)
2. De reactiefase (6 min)
3. De conclusiefase (2 min)

Slide 28 - Diapositive

Vervolgens leg je uit dat een debat uit drie fases bestaat, namelijk:
De opzetfase: beiden teams verzinnen zoveel mogelijk argumenten en schrijven deze op. De leerlingen hebben hier drie minuten de tijd voor. Daarna hebben leerlingen twee minuten de tijd om een strategie te verzinnen om het debat te winnen.
Tijdens de reactiefase begint het debat en wordt dit afgetrapt door de voorzitters en vervolgens wordt er op deze aftrap gereageerd door beide partijen en het publiek.
Conclusiefase: het publiek bepaald met argumenten in deze fase welke partij het debat heeft gewonnen.
De leerlingen delen op basis van hun eigen standpunten zichzelf in bij één van de teams. Alleen de tijdwaarnemer, het publiek en de spreker kan uitgekozen worden door de docent. Mogelijk gaan leerlingen deze rollen vervullen die geen standpunt/mening hebben over dit onderwerp. Let op! Om te voorkomen dat leerlingen in eerste instantie niet willen meedoen tijdens het debat wacht je eerst of zij zichzelf gaan aanmelden voor deze rollen.
Mocht het niet lukken om groepjes te vormen tijdens het debat dan deel je de leerlingen in en laat je de leerlingen leren om vanuit een ander perspectief te kijken naar een onderwerp. Dit doe je alleen in het uiterste geval want het is de bedoeling dat leerlingen autonoom genoeg zijn om zelf een standpunt te formuleren over dit onderwerp om uiteindelijk kritisch burgerschap te bevorderen.

Een uitgebreide instructie voor het debat staat in de docentenhandleiding. Zie hiervoor paragraaf 4.2 

3. Werkvorm - Uitleg
Stelling 1:

De samenleving is niet verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen. Zij moeten zichzelf helpen of hulp krijgen van familie en vrienden. 

Slide 29 - Diapositive

Stelling 1:

De samenleving is niet verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen. Zij moeten zichzelf helpen of hulp krijgen van familie en vrienden.

Mits de tijd het toe laat doe je ook de tweede stelling

3. Werkvorm - Uitleg
Stelling 2:

Jongeren zijn onderdeel van de samenleving en vormen  hierdoor het collectief. Dus jongeren zijn verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen. 

Slide 30 - Diapositive

Stellingen voorlezen

Stelling 2:

Jongeren zijn onderdeel van de samenleving en vormen het collectief. Dus jongeren zijn verantwoordelijk voor het verzorgen van ouderen.


4. Opdrachten
1. Eerst lezen – lesboek bladzijde: 132-133

2. Daarna vul je de samenvatting in – werkboek blz. 165 - 8.6
3. Ten slotte maak je alle vragen behalve 13 - werkboek blz. 160 - 162

Huiswerk & spullen controle - notitie oranje kaart! 



Slide 31 - Diapositive

Ten slotte je sluit de les af door terug te koppelen naar de lesdoelen. Zie de vorige sheet. 

Je vraagt de leerlingen om de lesdoelen te beantwoorden. Bovendien vraag je hen om te vragen wat zij daadwerkelijk hebben geleerd. 

Daarnaast vraag je de leerlingen of zij nog vragen en of feedback hebben. Ten slotte bedank je de leerlingen voor hun aandacht. En verzoek je hen om rustig het lokaal te verlaten. 

Vergeet de leerlingen niet te vragen om hun stoelen aan te schuiven en om hun rotzooi op te ruimen. 
5. Afsluiting - Lesdoelen

1. Jullie kunnen uitleggen wat de verzorgingsstaat is en welke uitkeringen er zijn
2. Jullie kunnen uitleggen waarom de verzorgingsstaat veranderd is en wat hiermee het onderliggend dilemma is

3. Jullie kunnen een beargumenteerd standpunt innemen over dit dilemma



Slide 32 - Diapositive

Je blikt terug op de lesdoelen door de lesdoelen nog een keer op te lezen:

1. Jullie kunnen uitleggen wat de verzorgingsstaat is en welke uitkeringen er zijn

2. Jullie kunnen uitleggen waarom de verzorgingsstaat veranderd is en wat hiermee het onderliggend dilemma is

3. Jullie kunnen een beargumenteerd standpunt innemen over dit dilemma

4. Jullie kunnen uitleggen en voorbeelden opnoemen hoe je kunst kan gebruiken om je standpunt kenbaar kan maken aan het publiek

5. Jullie kunnen uitleggen wat jullie gaan doen tijdens het kunstproject

5. Afsluiting - Terugblik
  • Terugkoppeling lesdoelen
  • Wat heb ik geleerd?
  • Vragen?
  • Feedback

Slide 33 - Diapositive

Ten slotte je sluit de les af door terug te koppelen naar de lesdoelen. Zie de vorige sheet. 

Je vraagt de leerlingen om de lesdoelen te beantwoorden. Bovendien vraag je hen om te vragen wat zij daadwerkelijk hebben geleerd. 

Daarnaast vraag je de leerlingen of zij nog vragen en of feedback hebben. Ten slotte bedank je de leerlingen voor hun aandacht. En verzoek je hen om rustig het lokaal te verlaten. 

Vergeet de leerlingen niet te vragen om hun stoelen aan te schuiven en om hun rotzooi op te ruimen.