Grammatica - Herhaling 4.2 +4.3

Nederlands
2Y
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
2Y

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Leerdoelen
- Huiswerk bespreken
- Herhaling 4.2: soorten werkwoorden
- Oefenen
- Herhaling 4.3: voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen 4.2
- Je weet de betekenis en kenmerken van de drie soorten werkwoorden: zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord.

- Je weet de betekenis en kenmerken van de twee soorten gezegdes: het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoel 4.3
- Je weet hoe je van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord kunt maken.

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Maken van hoofdstuk 4 grammatica:
Onderdeel 4.4: deel 2 + voortgangstoets

Slide 5 - Diapositive

Soorten gezegdes
Werkwoordelijk gezegde --> De handeling die wordt uitgevoerd is van belang.

Mijn zoon heeft zich vanmorgen geschoren.
Janneke zou gisteren gelogeerd hebben bij haar broer.

Bij een werkwoordelijk gezegde horen zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden.

Slide 6 - Diapositive

Soorten gezegdes
Naamwoordelijk gezegde -->Een kenmerk / eigenschap die wordt verteld is van belang.
Dit kenmerk / deze eigenschap wordt gekoppeld aan het onderwerp door een koppelwerkwoord:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Uiteindelijk is ook Annemarie volwassen geworden.
Haar vader schijnt vanaf volgende maand chef van de afdeling te worden.

Bij een naamwoordelijke gezegde horen koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden.

Slide 7 - Diapositive

Soorten werkwoorden
Zelfstandig werkwoord --> het belangrijkste werkwoord in een zin met een werkwoordelijk gezegde (er kan maar één zelfstandig werkwoord in een enkelvoudige zin aanwezig zijn).
Is er maar één werkwoord bij een werkwoordelijk gezegde, dan is dit sowieso een zelfstandig werkwoord.

Hulpwerkwoord --> de minder belangrijke werkwoorden in de zin. 
Alleen aanwezig indien er meerdere werkwoorden in een zin staan (sowieso de persoonsvorm is dan een hulpwerkwoord).

Slide 8 - Diapositive

Soorten werkwoorden
1. Mijn zoon heeft zich vanmorgen geschoren.
2. Janneke zou gisteren gelogeerd hebben bij haar broer.

1. hww = heeft, zww = geschoren
2. hww = zou hebben, zww = gelogeerd

Slide 9 - Diapositive

Soorten werkwoorden
Koppelwerkwoord --> negen vaste werkwoorden: 
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
--> het werkwoord wat als laatste overblijft als je de zin 'inkort' (er kan maar één koppelwerkwoord in een enkelvoudige zin aanwezig zijn).

Hulpwerkwoord --> de minder belangrijke werkwoorden in de zin.
Alleen aanwezig indien er meerdere werkwoorden in een zin staan (sowieso de persoonsvorm is dan een hulpwerkwoord).

Slide 10 - Diapositive

Soorten werkwoorden
Uiteindelijk is ook Annemarie volwassen geworden.
Haar vader schijnt vanaf volgende maand chef van de afdeling te worden.

Uiteindelijk wordt ook Annemarie volwassen.
hww = is, kww = wordt
Haar vader wordt vanaf volgende maand chef van de afdeling.
hww = schijnt, kww = wordt

Slide 11 - Diapositive

Soorten werkwoorden
Let op!
Een werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde kunnen nooit samen in een enkelvoudige zin voorkomen.

Dat geldt dus ook voor een zww (wat hoort bij een wwwg) en een kww (wat hoort bij een nwg).
Bij een samengestelde zin (dus waar meerdere persoonsvormen aanwezig zijn), kunnen er wel meerdere gezegdes zijn. Dit kunnen twee dezelfde gezegdes  zijn, maar ook twee verschillende.

Hij blijkt een hele goede baas, doordat hij veel aan de wensen van zijn werknemers denkt.
deel 1: nwg (dus kww) en deel 2 : wwg (zww).

Slide 12 - Diapositive

BINGO
1. Maak een bingokaart met negen vakjes.
2. Zet in elk vakje een getal tussen de 1 en 27 (geen dubbele).
3. Maak een foto van je gemaakte bingokaart en stuur hem in de chat.
- Het gedraaide getal (streep je getal door) bepaalt een zin.
- Neem de zin over. Bepaal of het om een WWG of NWG gaat en bepaal wat de werkwoorden voor soorten werkwoorden zijn (zww, hww of kww).
- Stuur je gemaakte opdracht naar lisa.smits@ozhw.nl

Slide 13 - Diapositive

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
- Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.
- Het geef een kenmerk / toestand over een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld: het mooie huis, de kapotte fiets.

Er zijn ook werkwoorden (in de vorm van een voltooid deelwoord) die als bijvoeglijk naamwoord kunnen dienen.

De gebakken taart, de gemaakte fiets.

Slide 14 - Diapositive

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Regels voor deze voltooide deelwoorden:
Draai de zin om, bekijk of het voltooid deelwoord eindigt op -en. Is dit het geval? Dan schrijven we het bijvoeglijk naamwoord ook met -en. 
De taart is gebakken --> De gebakken taart.

Wanneer het voltooid deelwoord op een -t of -d eindigt, schrijven we alleen een -e.
De fiets is gemaakt. --> De gemaakte fiets.

Slide 15 - Diapositive

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Je schrijft een bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk (zolang dit niet ten koste gaat van de uitspraak).
Je hoeft dus niet na te denken over een extra -t of -d.

De weg is verbreed --> De verbrede weg.
De gevangene is gevlucht --> De gevluchte gevangene.
De drenkeling is gered --> De geredde drenkeling.

Slide 16 - Diapositive