12-4 persoonlijk + bezittelijk

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

WELKOM!

Ga rustig zitten op je eigen plek.

Pak je werkboek en een pen.

Docent

Cas

Tim

Alex

Sam

Madina

Yara

Mariam

Juliva

Nout

Lorenzo

Naoufal

Tijme

Hailey

Bemnet

Julia

Gino

Khalid

Umut

2E

Afspraken

1. Luister rustig naar de uitleg.
2. Blijf zitten op je plek.
3. Ga niet in discussie.

waarschuwing 1 - naam 

waarschuwing 2 - strafwerk

waarschuwing 3 - nablijven

waarschuwing 4 - gele kaart

Planning

Dinsdag : Woordsoorten herhaling

Donderdag: 

1  Persoonlijk voornaamwoord

2 Lezen - Anne Frank

3 Bezittelijk voornaamwoord

Vrijdag: Alles begrepen?

Terugblik

bezittelijk voornaamwoord

Leerdoel

Je weet wat een bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord is en je herkent ze in een tekst.

Waarom hebben we dit nodig?

Sinterklaas gaf het jongetje een groot cadeau. Het jongetje vond het geen mooi cadeau. Het jongetje gaf het grote cadeau aan zijn zus.

Zijn zus vond het grote cadeau ook niet mooi en gaf het grote cadeau weer terug aan het jongetje. 

OF

Sinterklaas gaf het jongetje een groot cadeau. Hij vond het geen mooi cadeau. Hij gaf het aan zijn zus. Zij vond het ook niet mooi en gaf het weer terug aan hem.

Waarom hebben we dit nodig?

De fiets van Whitley is kapot. Whitley brengt de fiets van Whitley naar de winkel van de fietsenmaker. Whitley loopt met de fiets van Whitley de winkel van de fietsenmaker in. 

OF

De fiets van Whitley is kapot. Whitley brengt haar fiets naar de winkel van de fietsenmaker. Whitley loopt met haar fiets zijn winkel in.  

Voorbeelden

Ik heb een huis.

Het huis is van mij.

Het is mijn huis.

Wij hebben een huis.

Het huis is van ons.

Het is ons huis.

Ik heb een huis.

Het huis is van mij.

Het is mijn huis.

Wij hebben een huis.

Het huis is van ons.

Het is ons huis.

Rode woorden zijn persoonlijk.

Zwarte woorden zijn bezittelijk.

Hoe kan ons allebei zijn?

Opdracht

Maak opdracht 1,2, 3 op blz. 23 en verder.

Rustig overleggen mag.

Vraag? Steek je vinger op.

Klaar?

Maak opdr. 4 op blz. 25.

Hij gaf vandaag een leuke les.

Wat zijn de pers. vnw in deze zin?

1. gaf
2. er zit er geen in
3. vandaag
4. hij

Zij gaf vandaag een leuke les aan hen.

Wat zijn de pers. vnw in deze zin?

1. zij
2. zij en hen
3. leuke
4. vandaag

Monica gaf haar pen aan Lina.


Wat zijn de bez. vnw in deze zin?

1. Lina
2. gaf
3. pen
4. haar

De pen is van ons.


Is ons bezittelijk of persoonlijk?

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Dat is ons huis.


Is ons bezittelijk of persoonlijk?

1. persoonlijk
2. bezittelijk