1Ga Argo Formatieve toets t/m 2.1

Formatieve toets 1Ga
Argo t/m 2.1
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Formatieve toets 1Ga
Argo t/m 2.1

Slide 1 - Diapositive

Welke werkwoordsvorm moet je aanvullen?
ἡ θεά υἱοὺς ...
A
τίκτω
B
τίκτει
C
τίκτουσι
D
τίκτειν

Slide 2 - Quiz

ἡ θεά υἱοὺς τίκτει.
Welke naamval en getal heeft υἱοὺς?
A
nom.mv.
B
nom.ev.
C
acc.ev.
D
acc.mv.

Slide 3 - Quiz

ἡ θεά υἱοὺς τίκτει.
Hoe vertaal je deze zin?
A
De godin brengt een zoon voort.
B
De godin brengt de zonen voort.
C
De godin brengt zonen voort.
D
De godinnen brengen zonen voort.

Slide 4 - Quiz

Welke naamval ontbreekt in het rijtje?
θεάν -θεᾳ -θεῶν -θεά -θεαῖς -θεάς -θεάς
A
dat.ev.
B
gen.mv.
C
nom. mv
D
acc.mv.

Slide 5 - Quiz

Hoe vertaal je:
οἱ ἀδελφοὶ τὰ τέκνα φέρουσιν.
A
De broers dragen de kinderen.
B
De kinderen dragen de broers.
C
De broers dragen het kind.
D
De broers dragen kinderen.

Slide 6 - Quiz

Welke naamval ontbreekt in dit rijtje:
ἵππους -ἵππος -ἵππῳ -ἵπποῖς -ἵπποι -ἵππων -ἵππου
A
acc.mv.
B
acc.ev.
C
dat. mv.
D
gen. ev.

Slide 7 - Quiz

Welke Griekse godin zie je hier?

Slide 8 - Question ouverte

Sleep de juiste woorden naar elkaar zodat het een goede zin wordt:

τὰ τέκνα φέρουσιν.
τὰ τέκνα φέρει.
ἡ Ἥρα καλεῖ
ἡ θεά ...
οἱ ἵπποι..
τὸν θεὸν...

Slide 9 - Question de remorquage

Sleep elk woord naar de juiste betekenis:
boom
rivier
gevecht
zon
ὁ ἥλιος
ἡ μάχη
ὁ πόταμος
τὸ δένδρον

Slide 10 - Question de remorquage

Welke naamval, geslacht en getal heeft: αἱ μάχαι
A
dat. mv. vr.
B
dat. ev. vr.
C
acc. mv. vr.
D
nom. mv. vr.

Slide 11 - Quiz

Welke naamval, getal en naamval heeft: τὸν βίον
A
acc. mv. m.
B
nom. ev. o.
C
acc. ev. m.
D
acc. ev. o.

Slide 12 - Quiz

Wat hoort bij welke naamval? Sleep de juiste termen naar elkaar toe.
nominativus
accusativus
onderwerp
na een voorzetsel
naamwoordelijk deel van het gezegde
lijdend voorwerp

Slide 13 - Question de remorquage

Welke Griekse god is dit?

Slide 14 - Question ouverte

Ὁ Ἥφαιστος καὶ ὁ Ἅιδης ἀδελφοί εἰσιν.
Welke twee goden worden genoemd?

Slide 15 - Question ouverte

Ἡ Δημήτηρ καὶ ἡ Ἥρα ἀδελφαί ...
welke vorm ontbreekt?
A
ἐστιν
B
εἰσιν
C
εἶναι
D
εἰνει

Slide 16 - Quiz

Bekijk de video en beantwoord de vragen.

Slide 17 - Diapositive

3

Slide 18 - Vidéo

00:47
Welke Griekse godin zorgde voor het graan?

Slide 19 - Question ouverte

01:44
Wat aten en dronken de goden?
A
Wijn en vlees
B
nectar en brood
C
nectar en wijn
D
nectar en ambrozijn

Slide 20 - Quiz

02:07
Waarom stelden de Grieken zich de goden als menselijk voor?
A
om ze te kunnen vereren
B
omdat ze emoties wilden verklaren
C
zo konden ze hen beter begrijpen
D
omdat de goden ook menselijk waren

Slide 21 - Quiz

Delphi was een belangrijke plek. Welke uitspraak is niet juist?
A
Delphi was gewijd aan Poseidon.
B
Delphi was het middelpunt van de aarde volgens de Grieken
C
In Delphi kon je vragen stellen aan de godheid.
D
Delphi ligt op een hoge rots.

Slide 22 - Quiz

Wie heeft de Ilias geschreven?

Slide 23 - Question ouverte

Einde van deze formatieve toets
Ik wens jullie een heel fijne vakantie en hopelijk tot volgend jaar!!

Slide 24 - Diapositive