ONS methodiektraining dag 5

• Baso natuurwetenschappen
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 2

Dag 5

Wat is je bijgebleven van dag 4 en wat heb je al in de praktijk kunnen toepassen?

Welke onderwerpen wil je vandaag graag bespreken, herhalen of oefenen?

Ervaringen vanuit de oefengroepen

Beschrijf een succeservaring en drempel

Wanneer is het zinvol om met ouders te koersen op parallel ouderschap?

1. Waar richt een bemiddelaar zich op?

1. De inhoud
2. De betrekking
3. Het maken van afspraken
4. Mensen evenveel spreektijd geven

2. Waar is bemiddeling volgens MacGillavry op gebaseerd?

1. Toepasbare technieken, strategieën, tactieken, nauwelijks enige theorie
2. Goed kunnen luisteren, manipuleren, enige theorie
3. Toepasbare technieken, oplossingsgericht werken, spreekvaardigheid
4. Strategieën, tactieken, spreekvaardigheid, theorie

3. Welke uitgangspunten hanteert MacGillavry als het gaat om zijn wekwijze?

1. Opsporen van blokkades die de communicatie en omgang blokkeren; conflicten oplossen; zoeken naar harmonie
2. Opsporen van blokkades en subjectieve belevingen die omgang en communicatie blokkeren; zoeken naar harmonie is zinloos; conflictmodel is leidraad; mensen hebben behoefte ah groter maken vd kloof
3. Het opsporen van blokkades; conflicten oplossen; afspraken maken en het zoeken naar harmonie
4. Het zoeken naar waarheden m.b.t. de beleving van mensen en het opsporen van blokkades.

4. Wanneer moet je volgens Mac Gillavry de kinderen betrekken?

1. Om ze te laten aangeven wat zij willen, zodat ouders hierover in gesprek kunnen met elkaar.
2. Aan het eind als ouders samen vertellen hoe het verder zal gaan.
3. Als ouders elkaar tegenspreken over wat de kinderen willen.
4. B en C.

5. Wat doet de bemiddelaar?

1. Richt zich op het hoe en niet op het wat.
2. Richt zich op evenveel spreektijd van mensen.
3. Geeft oplossingen voor de blokkades in de omgangspatronen.

6. Crisis en stress. In welke volgorde horen de volgende fases die beschreven staan in de theorie van MacGillivry?

1. Ontkenningsfase, schokfase, agressiefase, marchandeerfase, depressiefase, verwerkingsfase.
2. Schokfase, ontkenningsfase, agressiefase, depressiefase, marchandeerfase, verwerkingsfase.
3. Agressiefase, schokfase, marchandeerfase, ontkenningsfase, depressiefase, verwerkingsfase.
4. Schokfase, ontkenningsfase, agressiefase, marchandeerfase, depressiefase, verwerkingsfase.

7. Welke stelling is waar?

1. Het spuigesprek is nodig zodat mensen hun frustraties even kunnen uiten met iemand erbij, zodat je tot oplossingen kunt komen.
2. Het spuigesprek bevordert de bereidheid om naar elkaar te luisteren.
3. Het spuigesprek bevordert de bereidheid om tot bemiddeling te komen en voorkomt dat oude rancunes de bemiddeling ondermijnen.
4. Het spuigesprek bevordert de samenwerking en zorgt ervoor dat de emotionele blokkades tussen mensen duidelijk worden.

8. Wat is het belang van het opsporen van de emotionele blokkades?

1. Conflicten laten zich niet oplossen als er niet eerst wordt nagegaan wat de emotionele factoren zijn die de communicatie blokkeert.
2. Conflicten worden opgelost als er eerst wordt nagegaan wat de beleving van eenieder is en wat zij van elkaar vinden.
3. Conflicten kunnen niet opgelost worden als er duidelijk is of de emotionele blokkades kloppen.
4. Emotionele blokkades en het opsporen ervan, geven inzicht in hoe de ander zich voelt, zodat deze geparkeerd kunnen worden .

9. Wat zijn belangrijke voorwaarden volgens MacGillavry m.b.t. het voeren van het eerste driegesprek (gezamenlijke gesprek)?

1. Een ronde tafel, met genoeg stoelen.
2. Plaatsing van de stoelen ten opzichte van elkaar, spreken via de bemiddelaar.
3. Praten via de bemiddelaar, een ruimte met voldoende licht.
4. De plaatsing van de stoelen, praten via de bemiddelaar.

10. In relaties zoekt men overeenstemming over bepaald gedrag. In een relatie heeft men vaak een voorkeursgebied. Na de scheiding zijn hierin vaak dezelfde patronen te vinden. Om welke gedragsgebieden draait het?

1. Autoritair gedrag, democratisch gedrag, zorggedrag.
2. Taakgedrag (complementair), autonoom gedrag (symmetrisch, overleggedrag (parallel).
3. Eenduidig gedrag (horizontaal), overleg gedrag (parallel), wederkerig gedrag (circulair).
4. Wederkerig gedrag (circulair), taakgedrag (complementair), autonoom gedrag (symmetrisch).

Terugblik: Wat vonden jullie van de dag?