Het naamwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 'is', wordt of blijft en geeft altijd een eigenschap, kenmerk of toestand weer van het onderwerp.
B (beroep)
E (emotie)
T (toestand)
Slide 7 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Zij | is | blij.
o ng ng
koppelwerkwoord naamwoordelijk deel (dit deel zet je tussen [vierkante haken].
SAMEN: naamwoordelijk gezegde
Slide 8 - Diapositive
Zo vind je het naamwoordelijk gezegde
Slide 9 - Diapositive
Voorbeeld naamwoordelijk gezegde
Slide 10 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!
Slide 11 - Diapositive
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Katrien is moe.
Naamwoordelijk gezegde
Slide 12 - Diapositive
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Ze heeft hard gewerkt.
werkwoordelijke gezegde
Slide 13 - Diapositive
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij wil gaan slapen.
werkwoordelijke gezegde
Slide 14 - Diapositive
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Diapositive
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Later wordt Katrien slaapspecialist.
naamwoordelijke gezegde
Slide 16 - Diapositive
werkwoordelijk gezegde vs naamwoordelijk gezegde
Je bepaalt of je te maken hebt met een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde na het onderstrepen van de pv, het verdelen in zinsdelen en benoemen van het onderwerp.
Later / wordt / zij / slaapspecialist
ow: zij
Slide 17 - Diapositive
De leerling is boos geworden.
pv =
ow=
is
De leerling
Slide 18 - Diapositive
De leerling is boos geworden.
Doet de leerling iets, of is de leerling iets?
Antwoord?
De leerling is iets!
is het dan NWG of WG?
NWG!
Slide 19 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
De leerling / is / boos / geworden.
ow: de leerling
ng: is [boos] geworden
Het naamwoordelijk gezegde koppelt een eigenschap met het onderwerp.
die eigenschap is het naamwoordelijk deel van het gezegde.
Slide 20 - Diapositive
werkwoordelijk gezegde vs naamwoordelijk gezegde
Je moet bij elke zin kiezen tussen een naamwoordelijk gezegde OF een werkwoordelijk gezegde. Ze zitten nooit allebei in de zin.
werkwoordelijk gezegde: het onderwerp doet iets -> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde: het onderwerp is iets -> alle werkwoorden in de zin + het naamwoordelijk deel
Slide 21 - Diapositive
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
pv?
blijft
Slide 22 - Diapositive
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
ow?
grammatica
Slide 23 - Diapositive
wg of ng?
Voor veel leerlingen / blijft / grammatica / een moeilijk onderdeel.
ow: grammatica
Slide 24 - Diapositive
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
naamwoordelijk
Slide 25 - Diapositive
Voor veel leerlingen / blijft / grammatica / een moeilijk onderdeel.
ow: grammatica
ng: blijft [een moeilijk onderdeel]
Slide 26 - Diapositive
koppelwerkwoorden (1/2)
In het Nederlands hebben we koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.