Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Hoofdstuk 2
1 / 41
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Cette leçon contient
41 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 2
Slide 1 - Diapositive
Doel
Je leert wat een naamwoordelijk gezegde is.
Slide 2 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
.
Zinnen waarin iemand iets
is
.
Slide 3 - Diapositive
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = werkwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets
is
. = naamwoordelijk gezegde
Slide 4 - Diapositive
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets
is
. = Ik ben docent.
Slide 5 - Diapositive
DOE-zin of ZIJN-zin?
Katrien is moe.
A
DOE-zin
B
ZIJN-zin
Slide 6 - Quiz
DOE-zin of ZIJN-zin?
Ze heeft hard gewerkt.
A
DOE-zin
B
ZIJN-zin
Slide 7 - Quiz
DOE-zin of ZIJN-zin?
Zij wil gaan slapen.
A
DOE-zin
B
ZIJN-zin
Slide 8 - Quiz
WG of NG
DOE-zin --> werkwoordelijk gezegde (WG)
ZIJN-zin --> naamwoordelijk gezegde (NG)
Slide 9 - Diapositive
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 10 - Quiz
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 11 - Quiz
WG NG
DOE-zin
Actie/handeling
het OW
DOET
iets
alleen maar werkwoorden
er kan een LV in staan
ZIJN-zin
een vorm van 'zijn (KWW)'
zijn-worden-blijven-blijken-
lijken-schijnen
Het OW
IS
iets
bestaat uit werkwoorden
én naamwoorden (ZN of BN
--> eigenschap/kenmerk
van het OW)
bevat nooit een LV
Slide 12 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
De leerling /
is
boos geworden.
ow: de leerling
ng: is [boos] geworden
Het
naamwoordelijk gezegde
koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
die eigenschap is het
naamwoordelijk deel
van het gezegde.
Slide 13 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk deel
alleen werkwoorden
een van de werkwoorden is altijd een koppelwerkwoord
Naamwoordelijk deel
Naamwoorden:
ZN of BN
geeft een kenmerk of eigenschap van het onderwerp
Dus: ww-deel + nw-deel = NG
Slide 14 - Diapositive
Ontleden in de vaste volgorde
Zoek de PV
OW
WG of NG
VZV
LV
MV
BWB
Slide 15 - Diapositive
De leerling is boos geworden.
Wat is de PV?
A
de leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 16 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het OW?
A
De leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 17 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Doet de leerling iets, of is de leerling iets?
A
doet iets!
B
nee, is iets!
Slide 18 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het werkwoordelijk deel?
A
is
B
is boos
C
geworden
D
is geworden
Slide 19 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het naamwoordelijk deel?
A
is boos
B
is boos geworden
C
boos
D
is geworden
Slide 20 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het NG?
A
[boos] geworden
B
is [boos]
C
[is] geworden
D
is [boos] geworden
Slide 21 - Quiz
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
Je moet bij
elke
zin kiezen tussen een naamwoordelijk gezegde OF een werkwoordelijk gezegde.
Ze zitten nooit allebei in de zin.
Werkwoordelijk gezegde:
het onderwerp
doet
iets --> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde:
het onderwerp
is
iets --> alle werkwoorden + naamwoorden (ZN of BN)
Slide 22 - Diapositive
Grammatica blijft voor veel leerlingen een moeilijk onderdeel.
Wat is de PV?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.
Slide 23 - Quiz
Grammatica blijft voor veel leerlingen een moeilijk onderdeel.
Wat is het OW?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
Grammatica
D
een moeilijk onderdeel.
Slide 24 - Quiz
Grammatica blijft voor veel leerlingen een moeilijk onderdeel.
werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
naamwoordelijk
Slide 25 - Quiz
Grammatica blijft voor veel leerlingen een moeilijk onderdeel.
Welke woorden zeggen iets over het onderwerp?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
veel leerlingen
D
een moeilijk onderdeel.
Slide 26 - Quiz
Grammatica blijft voor veel leerlingen een moeilijk onderdeel.
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
blijft
B
blijft [een moeilijk onderdeel voor veel leerlingen]
C
blijft [voor veel leerlingen]
D
blijft [een moeilijk onderdeel]
Slide 27 - Quiz
koppelwerkwoorden (1/2)
Koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)
Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.
Slide 28 - Diapositive
koppelwerkwoorden (2/2)
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Bij zinnen met een naamwoordelijk gezegde kun je de koppelwerkwoorden met elkaar verruilen.
Ik ben docent.
Ik word docent.
Ik blijf docent.
Ik blijk docent.
Ik lijk docent.
etc..
Slide 29 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp
Een naamwoordelijk gezegde heeft
nooit
een lijdend voorwerp!
Kijk maar:
DOE-zin ZIJN-zin
Ik /
eet
/ een mandarijn. Ik / ben een mandarijn.
ow: ik ow: ik
wg: eet ng: ben [een mandarijn]
lv: een mandarijn lv: -
Slide 30 - Diapositive
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 31 - Quiz
Noteer het NG van de zin
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
Slide 32 - Question ouverte
Noteer het WG van de zin
'Sophie bleef na de les nog even zitten.'
Slide 33 - Question ouverte
LAATSTE
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
De moestuin is een grote puinhoop geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 34 - Quiz
Noteer het NG van de zin
'De moestuin is een grote puinhoop geworden.'
Slide 35 - Question ouverte
Bedenk nu zelf een nieuwe, enkelvoudige zin met een naamwoordelijk gezegde.
Slide 36 - Question ouverte
Ik ken het verschil tussen een DOE-zin en een ZIJN-zin.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 37 - Sondage
Ik ken het verschil tussen een WG en een NG.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 38 - Sondage
Ik kan een NG herkennen in een zin.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 39 - Sondage
Ik kan zelf een zin met een NG bedenken.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 40 - Sondage
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Sophie bleef na de les nog even zitten.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 41 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Naamwoordelijk gezegde
Mars 2023
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Naamwoordelijk gezegde
Septembre 2022
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Octobre 2022
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Havo 2 Naamwoordelijk gezegde
il y a 14 jours
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Havo 2 Naamwoordelijk gezegde
il y a 28 jours
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Avril 2023
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
2H1 maandag 24 oktober
Octobre 2022
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Octobre 2023
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3