Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Doel
  • Aan het einde van de les weet je een lijdend voorwerp is.
  • Aan het einde van de les kun je het lijdend voorwerp in een zin vinden.

Slide 2 - Diapositive

Het lijdend voorwerp (lv)
  • Het lijdend voorwerp (lv) ondergaat of overkomt de handeling in de zin.
  • Bijvoorbeeld: De aardige vrouw geeft een bos bloemen aan de oude dame.
  •   Handeling = geeft
  •   Lv = een bos bloemen

Slide 3 - Diapositive

  • Zo vind je het lijdend voorwerp:
  • Stel de vraag:
  • Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp + rest werkwoordelijk gezegde?
  • Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.
  • Let op!
  • - Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (woordjes als: in, op, tussen, naast, onder, bij enzovoorts.
  • - Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.


Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden
  • Hij geeft het boek aan mij. 
  • Wat geeft hij? 
  • Het boek.
  • Wij schonken de oude collectie aan Karel.
  • Wat schonken wij?
  • De oude collectie.

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden
  • Hij schopt die jongen tegen zijn been.
  • Wie schopt hij?
  • Die jongen.
  • Van dat gezeur wordt zij boos.
  • Wie/wat wordt zij boos?
  • Geen lijdend voorwerp.

Slide 6 - Diapositive

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 7 - Quiz

Mag ik jouw rekenmachine lenen?
Lijdend voorwerp =
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Gisteren liepen wij samen naar school.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 10 - Quiz

Ik breng die spullen wel weg.

In deze zin staat...
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Ik veeg mijn voeten op de deurmat.

Lijdend voorwerp =
A
Ik
B
mijn voeten
C
op de deurmat
D
geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Anton brengt zijn zusje naar school.

Lijdend voorwerp =
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Lijdend voorwerp?
Mounir bezeert zijn knie.

Slide 14 - Question ouverte

Hij heeft een voetbal gevonden.
Het lijdend voorwerp is

Slide 15 - Question ouverte

Benoem het lijdend voorwerp.

Alle leerlingen hebben een laptop gekregen.

Slide 16 - Question ouverte

Benoem het lijdend voorwerp.

Moest jij gisteren zo lang wachten?

Slide 17 - Question ouverte

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde

Slide 18 - Question de remorquage

Julia
maakt
veel gekke filmpjes
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 19 - Question de remorquage

Jorrit
wil
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
Lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 20 - Question de remorquage

Heb
jij
de afwas
gedaan?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 21 - Question de remorquage

Jorrit
wil
vanavond
een pizza
bestellen.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Overig zinsdeel
werkwoordelijk gezegde

Slide 22 - Question de remorquage

Gisteren 
heeft
de hond
een nieuwe mand
gekregen
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde
overig zinsdeel

Slide 23 - Question de remorquage

Maak een zin met een lijdend voorwerp.

Slide 24 - Question ouverte

Van der Dam / heeft / 2K2 / een online les / gegeven. 
Van der Dam heeft een online les gegeven. 
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven. 
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 25 - Question de remorquage

hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv + o?
is de persoonsvorm + alle werkwoorden of een werkwoordelijke uitdrukking.
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Het lijdend voorwerp
Een werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Question de remorquage

Woordsoorten
Zinsdelen
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 27 - Question de remorquage

Doel
  • Aan het einde van de les weet je een lijdend voorwerp is.
  • Aan het einde van de les kun je het lijdend voorwerp in een zin vinden.

Slide 28 - Diapositive


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 29 - Sondage