ENGELS - Theme 5 - GRAMMAR 11 en 12 - Oefenles voor de toets

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Hoihoi!

Bekijk eerst de TWEE instructievideo's in TEAMS, voordat je begint met deze les.

SUCCES!

GRAMMAR 11 

Vragen maken met HAVE GOT en HAVE

Maak een vraag van deze zin:
She has got a small couch.

Maak een vraag van deze zin:
Peter has a messy room.

Maak een vraag van deze zin:
His parents have got a big house.

Maak een vraag van deze zin:
They have got a beautiful garden.

Maak een vraag van deze zin:
Fluffy has a big cage.

Maak een vraag van deze zin:
Tom has a black chair.

Maak een vraag van deze zin:
I have a bigger room.

Maak een vraag van deze zin:
We have got a bunk bed.

Maak een vraag van deze zin:
They have a summer house.

Maak een vraag van deze zin:
You have got a nice bike.

Maak een vraag van deze zin:
They have got a nice garden.

Maak een vraag van deze zin:
Sarah has got the biggest room in the house.

Maak een vraag van deze zin:
His parents haver got a new car.

Maak een vraag van deze zin:
My sister and her husband have a lot of books.

Maak een vraag van deze zin:
Tim has a big bed.

Maak een vraag van deze zin:
Peter and Rudy have got a new computer game.

Maak een vraag van deze zin:
The house has a swimming pool.

Maak een vraag van deze zin:
You have a nice house.

Maak een vraag van deze zin:
Anna has got a new boyfriend.

Maak een vraag van deze zin:
He has a brown dog.

GRAMMAR 12

DUURVORM

Vul de juiste vorm in...
I _______ training for a match.

1. am
2. are
3. is

Vul de juiste vorm in...
You _______ reading a book.

1. am
2. are
3. is

Vul de juiste vorm in...
We _______ watching a film.

1. am
2. are
3. is

Vul de juiste vorm in...
Tom _______ playing a game.

1. am
2. are
3. is

Vul de juiste vorm in...
It _______ raining today.

1. am
2. are
3. is

Vul de juiste vorm in...
They _______ eating hamburgers.

1. am
2. are
3. is

Vul de juiste vorm in...
My mum _______ baking an apple pie.

1. am
2. are
3. is

Vul de juiste vorm in...
You _______ feeding the animals.

1. am
2. are
3. is

Maak de juiste zin met de duurvorm.
My grandparents ______________ the kitchen door. (paint)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
Kim _____________ a song. (rap)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
I ____________ tonight. (sleep)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
Josh ___________ for a test. (study)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
You ______________ the dishes. (do)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
I ______________ a book. (read)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
They ______________ in a band. (sing)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
He ___________ a hamburger. (eat)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
Sophie ______________ hockey. (play)

Maak de juiste zin met de duurvorm.
Dad ______________ the lawn. (mow)

FINISHED!

Je bent klaar met de oefenles. Succes met leren voor de toets!