Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Oefenen met hoofdstuk 2
Quiz
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
2.1 Pinpas of portemonnee
Slide 3 - Diapositive
Wat gaan we deze les doen?
- 4 Video's om theorie op te halen
- Quizvragen --> rekenmachine nodig
- Oefentoets maken --> om 11:00 beginnen
- Oefentoets bespreken --> om 11:15 bespreken
Slide 4 - Diapositive
Wanneer je als dank voor het oppassen een nieuwe game krijgt is dit een voorbeeld van:
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 5 - Quiz
Je oude banksaldo was € 50,- je hebt € 30,- uitgegeven aan snoep. Je nieuwe banksaldo is € 60,- Hoeveel waren je inkomsten?
A
€ 10.-
B
€ 20,-
C
€ 30,-
D
€ 40,-
Slide 6 - Quiz
Je vergelijkt de prijzen van verschillende telefoonabonnementen. Wat is dan de functie van geld?
A
Spaarmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 7 - Quiz
Je hebt € 300,- op de bankrekening staan. Je ontvangt 1,2% rente. Hoeveel is de rente dan na 1 jaar? Noteer het bedrag zonder euro teken en rond af op 2 decimalen.
Slide 8 - Question ouverte
Je hebt 15 euro rente ontvangen. Je spaarbedrag was € 1.875,- Hoeveel procent is de rente over je spaargeld? Noteer het cijfer zonder procent teken en rond af op 1 decimaal
Slide 9 - Question ouverte
Je mag pas geld lenen vanaf ...
A
14 jaar
B
16 jaar
C
18 jaar
D
20 jaar
Slide 10 - Quiz
Waar jij wel of geen recht op hebt
Andere naam voor de verzekeringsmaatschappij
Bedrag dat je moet betalen voor de verzekering
Als je een verzekering afsluit noemen we je de
Verzekeraar
Verzekerde
Premie
Polisvoorwaarden
Slide 11 - Question de remorquage
Je hebt een verzekering afgesloten waarin je een eigen risico van € 35,- hebt. Je hebt nu voor € 60,- schade. Hoeveel krijg je vergoed?