Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. Je gebruikt een persoonsvorm in de verleden tijd (vt) als iets al gebeurd is.
Bij de meeste werkwoorden maak je de verleden tijd door achter de ik-vorm -de(n) of -te(n) te zetten. Deze werkwoorden noem je zwakke werkwoorden en veranderen dus niet van klank.
Slide 6 - Diapositive
Dus...
Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.
Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.
Slide 7 - Diapositive
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen
Slide 8 - Question de remorquage
Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
't ex kofschip
De regel is dus:
1. Hele werkwoord - en
2. Zit de laatste letter in 't ex kofschip?
3. ja=t en nee=d
VB: durven-en=durv, de 'v' zit er niet in, dus durfde(n)/gedurfd
LET OP!! DEZE REGEL GEBRUIK JE ALLEEN IN DE VT EN BIJ HET VD!!!
Slide 11 - Diapositive
Oefenen werkwoorden in de vt
Geef steeds van de volgende werkwoorden de stam in de verleden tijd.
Laten we weer beginnen!
Slide 12 - Diapositive
computeren lachen fietsen
Slide 13 - Question ouverte
eten zitten drinken
Slide 14 - Question ouverte
Zinnen in de tt en vt
Hoe kan je zien dat een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat?
Let op: het heeft met de persoonsvorm te maken.
We gaan oefenen. Geef van de volgende zinnen aan of ze in de tt of de vt staan. Kijk goed naar de persoonsvorm.