WW2 - Les 2

Spelling
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Blz. 110
Opdracht 1, 2, 3 en 5

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Herhaling:
-Je kunt een pvtt herkennen in een zin; 
-Je kunt een pvvt herkennen in een zin;
-Je kan een zin in een andere tijd zetten.

Vandaag:
Je leert over de verleden tijd van zwakke werkwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm
Een persoonsvorm is altijd een werkwoord. Maar hoe herken je een werkwoord?

Een werkwoord is vaak een woord dat je kunt doen of dat je overkomt. Je kunt een werkwoord ook vervoegen. Weet je nog wat dat is?


Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Diapositive

Vervoegen
Waarschijnlijk heb je op de basisschool al geleerd dat je een werkwoord in verschillende vormen kunt zetten:

ik-vorm 
jij-vorm (ik-vorm + t)
hij/zij-vorm (ik-vorm + t)
wij-vorm (infinitief/hele werkwoord)

Slide 5 - Diapositive

De vt van zwakke werkwoorden
Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. Je gebruikt een persoonsvorm in de verleden tijd (vt) als iets al gebeurd is.

Bij de meeste werkwoorden maak je de verleden tijd door achter de ik-vorm -de(n) of -te(n) te zetten. Deze werkwoorden noem je zwakke werkwoorden en veranderen dus niet van klank.

Slide 6 - Diapositive

Dus...
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 7 - Diapositive

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 8 - Question de remorquage

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

't ex kofschip
De regel is dus:

1. Hele werkwoord - en
2. Zit de laatste letter in 't ex kofschip?
3. ja=t  en nee=d 

VB: durven-en=durv, de 'v' zit er niet in, dus durfde(n)/gedurfd

LET OP!! DEZE REGEL GEBRUIK JE ALLEEN IN DE VT EN BIJ HET VD!!!

Slide 11 - Diapositive

Oefenen werkwoorden in de vt
Geef steeds van de volgende werkwoorden de stam in de verleden tijd.

Laten we weer beginnen!

Slide 12 - Diapositive

computeren
lachen
fietsen

Slide 13 - Question ouverte

eten
zitten
drinken

Slide 14 - Question ouverte

Zinnen in de tt en vt
Hoe kan je zien dat een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat? 

           Let op: het heeft met de persoonsvorm te maken.

We gaan oefenen. Geef van de volgende zinnen aan of ze in de tt of de vt staan. Kijk goed naar de persoonsvorm.

Slide 15 - Diapositive

Mijn vader praat elke dag met zijn goudvis.
A
tt
B
vt

Slide 16 - Quiz

De kok maakte vanochtend een lekkere omelet.
A
tt
B
vt

Slide 17 - Quiz

Weet jij wanneer we vrij zijn?
A
tt
B
vt

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!                         Blz. 136
Maak: 1, 2, 3.
     Bij opdracht 2 maak je een schema in je schrift.

Klaar?
Leren voor woordenschat.

Slide 19 - Diapositive