Herhaling - hoofdstuk 6

Herhaling - hoofdstuk 6
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling - hoofdstuk 6

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van welke productiefactor is een machine een voorbeeld?
A
natuur
B
arbeid
C
kapitaal
D
ondernemerschap

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke beloning hoort er bij de productiefactor arbeid?
A
loon
B
winst
C
pacht
D
huur

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke beloning hoort er bij de productiefactor natuur?
A
loon
B
winst
C
pacht
D
huur

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat bepaalt de evenwichtsprijs?
A
Dit is afhankelijk van de inflatie
B
Dit wordt door de overheid bepaald
C
Vraag en Aanbod

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Brutowinst berekenen
Omzet                                       (Afzet x verkoopprijs) 
Inkoopwaarde -                   (Afzet x inkoopprijs)
Brutowinst                             (Omzet - inkoopwaarde)

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nettowinst/verlies berekenen
Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -             (Loonkosten, hypotheek, verzekering etc.)
Nettoresultaat                (Kan winst of verlies zijn)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Omzet = winst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Omzet = het totaalbedrag dat het bedrijf ontvangt door verkoop van producten
Hoe bereken je het nettoresultaat?
A
Omzet - inkoopwaarde - brutowinst
B
Omzet - brutowinst - bedrijfskosten
C
Omzet - bedrijfskosten
D
Omzet- inkoopwaarde - bedrijfskosten

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is kapitaalintensief?
A
Mensen doen vooral het werk.
B
Machines doen vooral het werk.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Pedros heeft voor € 5.000 een auto gekocht
en wil deze in 4 jaar afschrijven.
De auto is dan nog € 1.000 waard.
Bereken de afschrijving per jaar.
A
€ 1.000
B
€1.250
C
€ 250
D
€ 5.000

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak zelf een kloppende bedrijfskolom van brood.
Graanboer
Meelfabriek
Broodfabriek
Bakker

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefactoren en de beloning
Om te produceren heb je productiefactoren nodig.
Iedere productiefactor heeft zijn eigen beloning.
Combineer de productiefactoren met de beloningen.


Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
Loon
Rente of huur
Pacht
Winst

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De prijs is 60 euro exclusief 6% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw.
Bereken de prijs in euro's exclusief btw.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorbeeld van een concrete markt?
A
De huizenmarkt
B
De supermarkt
C
Oliemarkt

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke productiefactor hoort er niet tussen?
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
Banken

Slide 21 - Quiz

= ondernemersschap
Wanneer is productie arbeidsintensief?
A
Meer kapitaal dan arbeid
B
Meer leidinggevende dan uitvoerende werknemers
C
Meer uitvoerende dan leidinggevende werknemers
D
Meer arbeid dan kapitaal

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist of onjuist ?
1. Leraar is een arbeidsintensief vak
2. Een autofabriek is kapitaalintensief
A
1 en 2 allebei juist
B
1 juist 2 onjuist
C
1 onjuist 2 juist
D
1 en 2 allebei onjuist

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke prijs en hoeveelheid ontmoeten vraag en aanbod elkaar?
A
€600 en 300 stuks
B
€400 en 600 stuks
C
€600 en 400 stuks
D
€500 en 300 stuks

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit
A
De productie per machine in een bepaalde tijd
B
De productie per bedrijf
C
De arbeid per bedrijf
D
De productie per werknemer in een bepaalde tijd

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)?
A
Bij het ondernemen rekening houden met de maatschappij.
B
Bij het ondernemen rekening houden met de natuur.
C
Bij het ondernemen rekening houden met de ondernemer.
D
Bij het ondernemen rekening houden met de natuur, mens en maatschappij.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de arbeidsproductiviteit stijgt dan
A
dalen de variabele kosten per product.
B
stijgen de variabele kosten per product.
C
dalen de vaste kosten per product.
D
stijgen de vaste kosten per product.

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
maatschappelijke kosten

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Behalve loonkosten zijn er nog andere bedrijfskosten. Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
het elektriciteitsverbruik van een automaat
B
de huur van het pand
C
inkoop van hamburgers
D
salaris van de werknemers

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat alleen om het milieu.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maatschappelijk verantwoord ondernemen
A
Rekening houden met mensen, planeet en prijs.
B
Rekening houden met winst, lonen en duurzaam
C
Rekening houden met handel, logistiek en prijs.
D
Rekening houden met regelgeving en winsten.

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nettowinst kan stijgen door ...
(er zijn meerdere antwoorden goed)
A
een lagere verkoopprijs.
B
succesvolle reclame.
C
hogere bedrijfskosten.
D
een lagere inkoopprijs.

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De omzet is € 25.000, de inkoopwaarde is € 12.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat zijn voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemen?
A
Alle afval in 1 container
B
Recyclebare kleding produceren
C
Statiegeld afschaffen
D
Werklozen tijdelijk werkplek aanbieden

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions