unit 8 Media Matters

Unit 8
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 8

Slide 1 - Diapositive

broadcast
junior
news
far-off
zone
days
analysis
in-depth
war
newspaper
daily
reporter
an inexperienced journalist

Slide 2 - Question de remorquage

broadcast
reporter
junior
far-off
news
zone
days
analysis
in-depth
war
newspaper
daily
a current affairs programme

Slide 3 - Question de remorquage

broadcast
reporter
junior
analysis
far-off
zone
days
in-depth
war
newspaper
daily
a thorough examination

Slide 4 - Question de remorquage

Prefixes

Slide 5 - Diapositive

Wat valt je op aan deze woorden?
possible          impossible
prepared        unprepared
welcome        unwelcome
sense              nonsense
belief              disbelief

hard            harder
dance          dancer
happy          happiness
draw            drawing
advertise    advertisement

Slide 6 - Diapositive

welcome --> unwelcome
patient --> impatient
logical --> illogical
complete --> incomplete

Bovenstaande prefixes geven het woord een ___ betekenis.
A
negatieve
B
positieve
C
tegenovergestelde

Slide 7 - Quiz

non- / un- / im- / il- / ir- / in- 
Geven een woord een tegenovergestelde betekenis.

welcome   --> unwelcome
patient       --> impatient
logical       --> illogical
complete   --> incomplete

Slide 8 - Diapositive

rebuild / return / redo / reminder /
response / recycle / recount

de prefix RE- kun je vaak vertalen met __ en __.
A
nieuw & verkeerd
B
terug & her
C
nog een keer & niet
D
terug & opnieuw

Slide 9 - Quiz

re- 
betekent 'opnieuw' of 'terug' maar ook 
redo 
recall
rebuild
reminder
response
recycle
recover


Slide 10 - Diapositive

misheard / disbelief / mistake / dislike / disrespect

de prefixes MIS- en DIS- geven een woord een ___ of ___ betekenis.
A
tegenovergestelde & negatieve
B
tegenovergestelde & dezelfde
C
tegenovergestelde & positieve

Slide 11 - Quiz

mis- / dis- 
Geven een woord een tegenovergestelde of negatieve betekenis.
mistake
disbelief
dislike
disrespect
misbehave
misheard



Slide 12 - Diapositive

prefixes
non- / un- /  im- /  il- / ir- / in- 
Geven een woord een tegenovergestelde betekenis.

re- 
betekent opnieuw (again) of terug (back)

mis- / dis- 
geven een negatieve of tegenovergestelde betekenis aan een woord.

Slide 13 - Diapositive

Wat komt er voor "possible"
A
Non
B
Dis
C
Im
D
Ir

Slide 14 - Quiz

Wat komt er voor "regular"
A
Non
B
Un
C
Ir
D
Dis

Slide 15 - Quiz

Wat komt er voor "selfish"
A
Un
B
Dis
C
Non
D
Ir

Slide 16 - Quiz

Wat komt er voor "accurate"
A
Mis
B
Re
C
Un
D
In

Slide 17 - Quiz

Become invisible

____appear

Slide 18 - Question ouverte

Claim back
___claim

Slide 19 - Question ouverte

give the wrong information

____inform


Slide 20 - Question ouverte

make something unstable

___stabilise

Slide 21 - Question ouverte

describe something to make it less important

___state

Slide 22 - Question ouverte

what's the noun of 'disappear'?

Slide 23 - Carte mentale

What's the noun of 'understate'?

Slide 24 - Carte mentale

What's the noun of 'destabilise'?

Slide 25 - Carte mentale

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive