1MH grammatica H2

Herhaling chapitre 2
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Herhaling chapitre 2

Slide 1 - Diapositive

Le programme:
Regelmatige ww op -er | ontkenning | Getallen

Slide 2 - Diapositive

WERKWOORDEN OP -ER

Slide 3 - Diapositive

REGELmatige werkwoorden
'regelmatig' omdat...
  • je alle werkwoorden die eindigen op -er op dezelfde manier vormt.
  • er vaste regels zijn om de werkwoorden te vormen.
  • je aan elke vorm kunt zien bij welk werkwoord het hoort. 

Slide 4 - Diapositive

Hoe vervoeg je een 
werkwoord op -er?!
Je volgt 2 stappen.

Stap 1: je neemt de stam van het werkwoord = -er eraf halen
parler --> parl

Stap 2: je zet er een uitgang achter. Let op: iedere persoon heeft zijn eigen uitgang.

Slide 5 - Diapositive

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 6 - Diapositive

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Ken je al een paar werkwoorden op -er?
werkwoorden op -er

Slide 9 - Carte mentale

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardent

Slide 10 - Quiz

Zet in de goede vorm:
vous (arriver) ____________
A
arrive
B
arrives
C
arrivons
D
arrivez

Slide 11 - Quiz

Zet in de goede vorm:
ils (préparer) ____________
A
prépares
B
préparons
C
préparent
D
préparez

Slide 12 - Quiz

Vertaal:
(chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche

Slide 13 - Quiz

Vertaal:
(aider) hij helpt

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal:
wij geven (donner)

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal:
U woont (habiter)

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal:
(manger) Zij eet

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

La négation

Slide 20 - Diapositive

stappenplan

1. Zoek de persoonsvorm

2. Zet ne of n' ervóór en 

het tweede deel van de ontkenning erachter.



Slide 21 - Diapositive

La négation - de ontkenning 
Je parle français.

niet/geen = ne .... pas
persoonsvorm = parle

'ne' komt voor de persoonsvorm.
'pas' komt achter de persoonsvorm.

Je ne parle pas français.


  • Op de puntjes komt de persoonsvorm van de zin.
  • Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Maak de zin ontkennend:
Vous êtes en France.
A
Vous ne êtes pas en France.
B
Vous êtes en ne France pas.
C
Vous n'êtes pas en France.
D
Vous n'êtes en France pas.

Slide 25 - Quiz

Maak ontkennend:
Je regarde la télé.
A
Je regarde ne la télé pas.
B
Je ne regarde pas la télé.
C
Ne je pas regarde la télé.
D
Je ne regarde la télé pas.

Slide 26 - Quiz

De ontkenning in het Frans
Ik ben in Parijs.
Je suis à Paris.

Ik ben niet in Parijs.
Je ne suis pas à Paris.

Slide 27 - Diapositive

Wat is dus de plaats van de ontkenning in het Frans?

Slide 28 - Question ouverte

Soms verandert er iets..
Je cherche le prof.
Je ne cherche pas le prof.

J'aime le français.
Je n'aime pas le français.

Wat gebeurt er?

Slide 29 - Diapositive

Zet de ontkenning op de goede plek:
Je trouve mon livre.

Slide 30 - Question ouverte

Zet de ontkenning op de goede plek:
Maxime adore le foot.

Slide 31 - Question ouverte

Les nombres jusqu'à 69

Slide 32 - Diapositive

0

Slide 33 - Vidéo

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 34 - Question de remorquage

deux + sept =
A
9
B
8
C
11
D
17

Slide 35 - Quiz

quinze + quatre =
A
dix-sept
B
dix-neuf
C
dix-huit
D
neuf

Slide 36 - Quiz

vingt - six =
A
quatorze
B
treize
C
quinze
D
seize

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Vidéo

27

Slide 39 - Question ouverte

31

Slide 40 - Question ouverte

48

Slide 41 - Question ouverte

Slide 42 - Vidéo

Zet de getallen in de juiste volgorde van klein naar groot : 
sept
dix-sept
seize
trente-quatre
quarante-trois
soixante-deux
soixante-six
soixante-dix
cinquante-six

Slide 43 - Question de remorquage

50
A
quarante-dix
B
cincante
C
cinquant
D
cinquante

Slide 44 - Quiz

69
A
neuf-soixante
B
soixante-dix-neuf
C
soixante-neuf
D
sioxante neuf

Slide 45 - Quiz

positif
négatif
détester
adorer
bon
le problème
j'aime
cher

Slide 46 - Question de remorquage

Slide 47 - Diapositive