rekenen aan reacties 3 havo

De beste wensen voor iedereen 

programma van vandaag:
- korte herhaling ontleden water
- aanvang paragraaf 3.1
- einde les mogelijkheid vragen stellen voor toets
- hw volgende week donderdag is leren 3.1 en maken 1 t/m 5
hst 3  rekenen aan reacties
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

De beste wensen voor iedereen 

programma van vandaag:
- korte herhaling ontleden water
- aanvang paragraaf 3.1
- einde les mogelijkheid vragen stellen voor toets
- hw volgende week donderdag is leren 3.1 en maken 1 t/m 5
hst 3  rekenen aan reacties

Slide 1 - Diapositive

de ontleding van water
  • molecuulformule water: H2O(l)
  • de 2 is hier de index van H
  • die geeft: in 1 molecuul water zitten  2 atomen waterstof 
  • de stof waterstof=H2(g)
  • de stof zuurstof= O2(g)
  • de stof O bestaat niet
  • dus moet je minstens 2 moleculen water ontleden

Slide 2 - Diapositive

Energie kun je omzetten in een andere vorm b.v.
  • licht 
  • geluid
  • warmte 
  • elektriciteit 
  • beweging
  • chemische energie
     Bij energie omzettingen gaat nooit energie verloren, dit is
    WET VAN BEHOUD VAN ENERGIE
Energie bestaat in
 verschillende vormen  

Slide 3 - Diapositive

Bij elke reactie is energie betrokken want in moleculen is chemische energie opgeslagen:
  1. Het verbreken van bindingen bij een reactie kost energie (denk aan ontleden water), maar nieuwe bindingen die gevormd worden kunnen ook energie opleveren.  
  2. Endotherme reactie: er is energie nodig om reactie op gang te krijgen (= activeringsenergie)en te houden. Bijv. alle ontledingsreacties.
  3. Exotherme reactie:hier komt energie bij vrij in de vorm van:  licht, warmte, geluid.  Ook hier is activeringsenergie nodig voordat de reactie begint, MAAR:  als de reactie eenmaal op gang is gaat hij door tot één van de beginstoffen op is. Bijv. alle verbrandingsreacties.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

endotherme reactie.
  • Totale E van beginstoffen (= reagentia) is lager dan de totale E van eindproducten.  
  • Verschil in energie niveau noem je  delta E. (E producten -E reagerende stoffen)
  • Bij endotherme reactie: energie van eindproducten hoger dan van reagentia
  • dat komt omdat er continu energie ingestopt wordt.

Slide 6 - Diapositive

exotherme reactie
 B.v verbrandingsreactie
  • reagentia (=beginstoffen) reageren met elkaar als de ontbrandingstemp. bereikt wordt. De E die nodig is noem je activerings Energie ( hobbel in grafiek)
  • Omdat er Energie vrijkomt (warmte maar kan ook licht of geluid) moet de Energie van de eindproducten dus lager zijn dan die  van de reagentia.

Slide 7 - Diapositive

timer
8:00

Slide 8 - Diapositive

reactiesnelheid vergroten=zorgen voor meer effectieve botsingen
  1. hogere temp: zorgt voor grotere snelheid deeltjes dus meer effectieve botsingen
  2. sterkere concentratie (meer g/l) zorgt voor meer botsingen
  3. grotere verdelingsgraad (meer contact  mogelijk)
  4. katalysator toevoegen (reactanten beter in contact met elkaar), let op de katalysator wordt niet verbruikt en staat dus niet in het reactieschema.



Slide 9 - Diapositive

planning 2-2
  • demo proef waterstofperoxide en tekenen energiediagrammen
  • uitleg par 3
  • controleren pract dossier antwoorden
  • tractatie??? alleen als we alles afkrijgen vandaag
  • hw voor na stageweek: leren par 3.1 t/m 3.3 en maken en controleren t/m 24

Slide 10 - Diapositive

Wet van behoud van massa
massa gaat nooit verloren
(het kan hooguit zijn dat je de massa niet meer kunt meten omdat een gasvormige stof ontsnapt)

Slide 11 - Diapositive

Wet van behoud van massa
  • stel een kloppende reactievergelijking op
  • stoffen reageren altijd met elkaar in een zelfde verhouding
  • stel dus een verhoudingstabel op
  • als er na de reactie  1 van beide stoffen overblijft was die stof in overmaat

Slide 12 - Diapositive

oefenopgave:
a. Geef de kloppende reactie vergelijking voor de volledige verbranding van koolstof.
b. Als bekend is dat 3 g koolstof reageert met 8 g zuurstof, hoeveel g zuurstof heb je dan nodig om 6,4 g koolstof te verbranden?
c. wat gebeurt er met deze reactie als er minder zuurstof aanwezig is dan je bij b berekend hebt?
d. wat gebeurt er als er meer zuurstof aanwezig is dan je bij b hebt berekend?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

vervolg oefenopgave
  • te weinig zuurstof betekent dat de brandstof koolstof in dit geval niet volledig kan verbranden. Er blijft dus ook nog koolstof over, dus eigenlijk overmaat koolstof)
  • te veel zuurstof betekent dat alle koolstof verbrand en je nog zuurstof over houdt = Overmaat zuurstof

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

blokschema: van bauxiet tot alumniumoxide (moet je kunnen lezen en begrijpen)

Slide 17 - Diapositive

oefenen voor de toets
  • pak je mobiel en voor de code  2517  in
  • de resultaten van de quiz worden geprint dus je maakt het voor jezelf en in stilte
  • de winnaar krijgt iets lekkers
  • daarna kans vragen te stellen en/of filmpje endo/exotherm

Slide 18 - Diapositive

welke factoren beïnvloeden de reactiesnelheid
A
de concentratie van de reactant
B
aanwezigheid van katalysator
C
verlaging van de temperatuur
D
de verdelingsgraad

Slide 19 - Quiz

Je hebt gisteren van de sleutel een soort "foto" gemaakt
Welk type reactie was dit?
A
Thermolyse
B
Verbranding
C
Elektrolyse
D
Fotolyse

Slide 20 - Quiz

Wat is een ontledingsreactie?
A
Een reactie met zuurstof
B
Reactie met één beginstof en meerdere reactieproducten
C
Een reactie waarbij een explosie ontstaat
D
Reactie met meerdere beginstoffen en één reactieproduct

Slide 21 - Quiz

Welke van de volgende reacties is een ontledingsreactie?
A
Water --> Waterstof + Zuurstof
B
koolstof + zuurstof --> koolstofdioxide
C
Koper+ Zuurstof --> Koperoxide
D
Zwaveldioxide + water --> Zwavelzuur

Slide 22 - Quiz

Wat verandert er bij reacties?
A
Kleur
B
Vlammen
C
Fase (vast, vloeistof of gas)
D
Stofeigenschappen

Slide 23 - Quiz

Wat is het verschil tussen een endotherme en exotherme reactie?
A
Bij endotherme reacties gaat er warmte in en bij exotherme warmte uit
B
Bij endotherme reacties gaat er warmte uit en bij exotherme warmte in
C
Bij endotherme reacties gaat er energie in en bij exotherme energie uit
D
Bij endotherme reacties gaat er energie uit en bij exotherme energie in

Slide 24 - Quiz

Is de faseovergang van gas naar vloeistof een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm

Slide 25 - Quiz

Als het energieverschil tussen beginstof(fen) en reactant(en)positief is, dan is de reactie....

A
exotherm
B
endotherm

Slide 26 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het ontleden van suiker?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 27 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het verbranden van suiker?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 28 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het ontleden van water?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 29 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het verbranden van hout
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 30 - Quiz

Wat kun je zeggen over het smelten van boter?
A
het is een exotherm proces
B
het is een endotherm proces
C
het is een exotherme reactie
D
de reactie-energie verandert niet

Slide 31 - Quiz

Op t = 0 wordt stof A met stof B gemengd. Er treedt een chemische reactie op.

Tijdens en na het mengen wordt de temperatuur gemeten.

De reactie van A met B is ...
A
endotherm
B
exotherm

Slide 32 - Quiz

Op t = 0 wordt citroenzuur met soda gemengd.
Er treedt een chemische reactie op.

Tijdens en na het mengen wordt de temperatuur gemeten.

De reactie is ...
A
endotherm
B
exotherm

Slide 33 - Quiz

Van welk type is de reactie
A + B -> C
A
vormingsreactie
B
ontledingsreactie
C
verbranding

Slide 34 - Quiz

Als je de deeltjes van een stof fijner maakt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 35 - Quiz

Als je de concentratie verhoogt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 36 - Quiz

Als je de temperatuur verlaagt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 37 - Quiz

Welk van de volgende stoffen kun je gebruiken om water aan te tonen?
A
Kalkwater
B
Blauw kopersulfaat
C
Wit kopersulfaat
D
Gloeiende houtspaander

Slide 38 - Quiz

2 C6H14 + 13 O2--> 12 CO + 14 H2O
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vormingsreactie
D
Onvolledige verbranding

Slide 39 - Quiz

2 H2O --> 2 H2 + O2
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vormingsreactie

Slide 40 - Quiz

Maud leidt lucht door kalkwater tot het troebel wordt.
Welke stof uit de lucht heeft het kalkwater troebel gemaakt?
A
zuurstof
B
stikstof
C
waterdamp
D
koolstofdioxide

Slide 41 - Quiz

Vul de juiste coefficient in:
2 Ca + 1 O2 --> ... CaO
A
1
B
2
C
4
D
0

Slide 42 - Quiz

Wat verandert er bij reacties?
A
Kleur
B
Vlammen
C
Fase (vast, vloeistof of gas)
D
Stofeigenschappen

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Vidéo