H4.1 + H4.2 - Chemische reacties

H4
§4.1 + start §4.2
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H4
§4.1 + start §4.2

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na deze les weet ik...:
  • wat de 4 kenmerken zijn van een chemische reactie
  • welke 5 factoren de reactiesnelheid kunnen beïnvloeden

Na deze les kan ik...:
  • herkennen welke chemische reactie sneller verloopt
  • reactieschema van een chemische reactie opstellen

Slide 2 - Diapositive

Wat is een chemische reactie?
A
Een reactie van een chemicus
B
Een reactie met stoffen
C
Een proces waarbij stoffen verdwijnen en nieuwe stoffen ontstaan
D
Een reactie met zuurstof

Slide 3 - Quiz

Wel of geen chemische reactie?
A
Wel
B
Niet

Slide 4 - Quiz

Wel of geen chemische
reactie?
A
Wel
B
Niet

Slide 5 - Quiz

Wel of geen chemische reactie?

(koken van een ei)

A
Wel
B
Niet

Slide 6 - Quiz

Wel of geen chemische reactie?
A
Wel
B
Niet

Slide 7 - Quiz

Wel of geen chemische reactie?
A
Wel
B
Niet

Slide 8 - Quiz

Wel of geen chemische reactie?
A
Wel
B
Niet

Slide 9 - Quiz

§4.1
Chemische reactie 
  • gebeurtenis waarbij de (begin)stoffen verdwijnen en nieuwe stoffen met andere stofeigenschappen ontstaan (=reactieproducten)   

Slide 10 - Diapositive

§4.1
Chemische reactie
  • Tijdens de reactie ontstaan vaak reactie verschijnselen:

  • -> geluid (Knal, bruisen)  
  • -> kleurverandering
  • -> vuurverschijnselen
  • -> rook
  • -> geur   

Slide 11 - Diapositive

§4.1
Kenmerken Chemische reactie:  
  • Beginstoffen veranderen in reactieproducten => stofeigenschappen veranderen dan dus ook.
  • Er treedt altijd een energie-effect op. 
  • Totale massa beginstoffen=totale massa reactieproducten
  • Bepaalde reactietemperatuur nodig om de reactie te laten verlopen. 
Energie-effect
Exotherme reactie: Een reactie waarbij warmte, licht of elektrische energie vrijkomt.
Endotherme reactie: Een reactie waarin warmte, licht of elektrische energie moet worden gestopt

Slide 12 - Diapositive

Energie Effect
Bij alle chemische reacties treed er een energie effect op:
  • Endotherm (energie nodig)
  • Exotherm (energie komt vij)

Slide 13 - Diapositive

Endotherm

Wanneer je steeds energie moet toevoegen om er voor te zorgen dat de reactie doorgaat, is de reactie endotherm.


Wanneer de energietoevoer stopt, stopt de reactie.

(bijv: het koken van een ei of groenten)



Slide 14 - Diapositive

Exotherm

Wanneer bij de reactie energie vrijkomt, is de reactie exotherm.


Exotherme reacties moeten vaak wel op gang worden gezet, waarna het vervolgens zelf verder gaat.

(bijv: een kaars aansteken)


Alle verbrandingen zijn exotherm



Slide 15 - Diapositive

Wat is GEEN chemische reactie?
A
Verbranden van papier
B
Stollen van bloed
C
Het roesten van je fiets
D
Thee zetten

Slide 16 - Quiz

Endotherme of exotherme reactie?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 17 - Quiz

Endotherm of exotherm proces?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 18 - Quiz

Exotherm of endotherm?
Vuurwerk
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 19 - Quiz

Is het branden van kaarsje endotherm of exotherm?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 20 - Quiz

§4.1 - Reacties versnellen
Factoren die reactiesnelheid beïnvloeden
  1. Soort stof
  2. Concentratie
  3. Temperatuur
  4. Verdelingsgraad
  5. Katalysator
1.
2.
3.
4.
5.

Slide 21 - Diapositive

Welke reactie verloopt het snelst?
A
De reactie tussen magnesiumlint en azijnzuur bij 20 C
B
De reactie tussen magnesiumlint en azijnzuur bij 80 C
C
De reactie tussen magnesiumpoeder en azijnzuur bij 20 C
D
De reactie tussen magnesiumpoeder en azijnzuur bij 80 C

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er met de reactiesnelheid als je de beginstoffen in een bak met ijswater zet?
A
Reactiesnelheid gaat omhoog
B
Reactiesnelheid blijft gelijk
C
Reactiesnelheid gaat omlaag

Slide 23 - Quiz

Een katalysator:
A
vertraagd de reactie, wordt niet verbruikt
B
vertraagd de reactie, wordt verbruikt
C
versneld de reactie, wordt niet verbruikt
D
versneld de reactie, wordt niet verbruikt

Slide 24 - Quiz

§4.2

  • Reactieschema
  • = schematische weergave van een chemisch reactie óf chemisch proces
  • -> beginstoffen  vóór de pijl
  • -> reactieproducten na de pijl

  • beginstof(fen)    ->    reactieproduct(en)

  • Vergeet de fase achter een stof niet! 
  • (l), (g), (s), (aq)

Slide 25 - Diapositive

§4.2

  • Reactieschema opstellen:

  1. Lees goed de tekst
  2. Bepaal de beginstoffen
  3. Bepaal de reactieproducten
  4. Noteer eerst de beginstoffen -> reactieproducten
  5. Noteer de fases van de stoffen

Slide 26 - Diapositive

§4.2
Reactieschema opstellen
Lucia verhit suiker, door een reageerbuis te verwarmen met de blauwe ruizende vlam. Hierbij komt er een brandbaar gas uit de buis en er blijft een zwarte vast stof (koolstof) achter in de reageerbuis. Verder weet Lucia dat hierbij ook waterdamp vrij komt.

  • Stap 1: Lees goed de tekst!
  • Stap 2: Bepaal de beginstoffen
  • Stap 3: Bepaal de reactieproducten
  • Stap 4: Noteer eerst de beginstoffen -> reactieproducten
  • Stap 5: Noteer de fases van de stoffen

Slide 27 - Diapositive

§4.2
Reactieschema opstellen
Lucia verhit suiker, door een reageerbuis te verwarmen met de blauwe ruizende vlam. Hierbij komt er een brandbaar gas uit de buis en er blijft een zwarte vast stof (koolstof) achter in de reageerbuis. Verder weet Lucia dat hierbij ook waterdamp vrij komt.

  • Stap 1: Lees goed de tekst!
  • Stap 2: beginstof is suiker
  • Stap 3: Reactieproducten zijn Water, Koolstof en brandbaar gas
  • Stap 4: Suiker --> water + Koolstof + Brandbaar gas
  • Stap 5: Suiker (s) --> water (g) + Koolstof (s) + Brandbaar gas (g)

Slide 28 - Diapositive

Stel het reactieschema op van het oplossen van suiker in water.

Slide 29 - Question ouverte

Stel het reactieschema op van het smelten van ijzer.

Slide 30 - Question ouverte

In veel huizen wordt er aardgas verbrand, voor de centrale verwarming.
Voor de verbranding van aardgas (methaan) is zuurstof nodig. De stoffen die bij de verbranding ontstaan zijn koolstofdioxide en waterdamp.

Stel het reactieschema op voor de verbranding van methaan.

Slide 31 - Question ouverte

Aan de slag  

  • Maken:

    * §4.2 => opdr. 19 + 20 (blz. 118)
    * §4.1 => opdr. 3, 4, 6, 10, 11, 12, 15, 17




  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk
timer
5:00

Slide 32 - Diapositive