Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
vacation
Slide 1 - Diapositive
Instructie
In deze les ga je op reis. Je komt verschillende situaties tegen die je tegen kunt komen wanneer je op vakantie gaat. Bij deze les hoort een woordenlijst, deze krijg je van de docent.
Veel Succes :)
Slide 2 - Diapositive
Waar denk je aan bij ' Vacation'? Probeer zoveel mogelijk in het Engels te antwoorden.
Slide 3 - Carte mentale
What type of transport do you see here?
Slide 4 - Question ouverte
What type of transport do you see here?
Slide 5 - Question ouverte
At the airport
Wanneer je met het vliegtuig op vakantie gaat moet je inchecken en door de douane. Vragen die op het vliegveld aan je gesteld kunnen worden zijn bijvoorbeeld:
- Mag ik uw paspoort?
- Heeft u zelf uw koffer ingepakt?
- Mag ik uw ticket?
Slide 6 - Diapositive
Next question
De volgende vraag is een sleepvraag. Sleep de juiste vertaling naar het juiste vakje.
Slide 7 - Diapositive
Did you pack your own bags?
Can I have your ticket please?
Can I have your passport please?
Mag ik uw paspoort?
Heeft u uw eigen koffer(s) ingepakt?
Mag ik uw ticket?
Slide 8 - Question de remorquage
Welke zin is juist wanneer iemand naar je paspoort vraagt?
A
Passport give me please.
B
Can I have your passport please?
C
Give passport to me.
D
Take me passport.
Slide 9 - Quiz
Vocabulary - Woordenschat
De volgende vragen gaan over woorden van de woordenlijst. Kies het passende woord uit de woordenlijst, dat op de lege plek in de zin past.
Slide 10 - Diapositive
Can I have your ............. please?
A
subway
B
transportation
C
passport
D
destination
Slide 11 - Quiz
My ........... is Paris.
A
boat
B
destination
C
sunscreen
D
camera
Slide 12 - Quiz
I came here by ...........
A
umbrella
B
zoo
C
sightseeing
D
coach
Slide 13 - Quiz
Sentences - Zinnen
Voor de volgende vragen kies je de juiste vertaling bij de zin. Dit kunnen zinnen in het Engels zijn waar je de Nederlandse vertaling bij zoekt en het kunnen zinnen in het Nederlands zijn waar je de Engelse vertaling bij zoekt.
Slide 14 - Diapositive
We hebben veel bezienswaardigheden bekeken.
A
We did a lot of sightseeing.
B
Can I have your passport please?
C
I came here by boat.
D
Don't forget to put on sunscreen.
Slide 15 - Quiz
Kijk even op de kaart.
A
Will you send me a postcard?
B
Did you pack your own bags?
C
Take a look at the map.
D
We did a lot of sightseeing.
Slide 16 - Quiz
I need to go to the restroom.
A
Hoe was je vlucht?
B
Ik moet naar het toilet.
C
Stuur je mij een ansichtkaart?
D
Heb je zelf de tassen ingepakt?
Slide 17 - Quiz
I am celebrating my holidays at the coast.
A
Ik moet naar het toilet.
B
Mag ik je paspoort?
C
Hoe was je vlucht?
D
Ik vier mijn vakantie aan de kust.
Slide 18 - Quiz
Now it's your turn - Nu Jij!
Je hebt nu geoefend met de verschillende woorden en zinnen uit de woordenlijst met meerkeuzevragen. Nu ga je zelf aan de slag! Bij de volgende opdrachten wordt steeds een zin of woord gegeven. Typ de juiste vertaling in het antwoordvak.
Succes! :)
Slide 19 - Diapositive
Ik moet naar het toilet.
Slide 20 - Question ouverte
Eiland
Slide 21 - Question ouverte
Ferry
Slide 22 - Question ouverte
My destination is Paris.
Slide 23 - Question ouverte
The final step
Bijna klaar!
De laatste vragen gaan over wat jij vond van deze opdracht.
Slide 24 - Diapositive
Wat vond je van deze les/opdracht en waarom? (Leuk, niet leuk, saai, interessant etc.)
Slide 25 - Question ouverte
Ik vond deze les:
A
Moeilijk
B
Makkelijk
C
Precies goed
Slide 26 - Quiz
Well done!!!
Goed gedaan! Dit is het einde van deze les. De docent vertelt je wat je nu kunt doen.