Le 7 juin

Coucou H2!
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Coucou H2!

Slide 1 - Diapositive

Le programme
- Roland Garros, c' est quoi?
- Herhalen grammatica
-  Afmaken grammaticatrainers online leçon 4 


Doelen: Ik herhaal de grammatica van chapitre 6 en kan toepassen
Ik maak kennis met de Franse cultuur

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo


Wat is Roland Garros?
A
Een voetbaltoernooi
B
Een rugbytoernooi
C
Een tennistoernooi
D
Een golftoernooi

Slide 4 - Quiz

Vrai ou faux:

Roland Garros is een gras toernooi
A
vrai
B
faux

Slide 5 - Quiz

Qui était Roland Garros?
A
un joueur de tennis
B
un nageur
C
un pilote
D
une figure politique

Slide 6 - Quiz

Sport:
Hoe heet de trofee van het vrouwentoernooi van Roland Garros?
A
Coupe des Mousquetaires
B
Coupe Philippe-Chatrier
C
Coupe Simone-Mathieu
D
Coupe Suzanne-Lenglen

Slide 7 - Quiz

Wie heeft Roland Garros 2022 gewonnen?
A
Djokovic
B
Nadal

Slide 8 - Quiz

Grammaire chapitre 6
- ww boire en mettre (3 tijden)
- ontkenning
-bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Diapositive

Wat betekent mettre?
A
leggen
B
zetten
C
aantrekken
D
aandoen

Slide 10 - Quiz

Wat betekent boire?
A
eten
B
drinken
C
slapen

Slide 11 - Quiz

Jij drinkt
A
tu buvais
B
tu as bu
C
tu boit
D
tu bois

Slide 12 - Quiz

Ik heb gelegd
A
J' ai mis
B
Je mets
C
Je mettais
D
J´ai mit

Slide 13 - Quiz

Wij dronken
A
Nous buvons
B
Nous avons bu
C
Nous buvions
D
Nou bouvions

Slide 14 - Quiz

Zij trekt aan
A
Elle mets
B
Elle met
C
Elles mettent
D
Elle mett

Slide 15 - Quiz

Jullie hebben gedronken
A
Vous avez bu
B
Vous avez bouvu
C
Vous avez boire
D
Vou buviez

Slide 16 - Quiz

Zij (vmv) legden
A
Elles metaient
B
Elles mettaient
C
Elles ont mis
D
Ils mettaient

Slide 17 - Quiz

Vertaal: Ik heb neergezet

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal: Jij dronk

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal: Hij legt

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal: Men drinkt

Slide 21 - Question ouverte

De ontkenning
NON

Slide 22 - Diapositive

In welke zin staat de ontkenning JUIST?
A
Il pas regarde n'un film.
B
Elle n'aime pas la viande.
C
Nous ne pas regardons un film.
D
Sophie déteste ne pas le français.

Slide 23 - Quiz

In welke zin staat een ontkenning in het Frans?
A
Mon père a joué au foot.
B
Samuel ne parle pas français.
C
Tu pars en vacances?
D
Elles n'adorent pas les maths.

Slide 24 - Quiz

ik kijk nooit TV
A
je ne regarde pas la télé
B
je ne regarde jamais la télé
C
je regarde jamais la télé
D
je regarde ne jamais la télé

Slide 25 - Quiz

hij woont niet meer in Parijs
A
il ne habite plus à Paris
B
il habite n´à plus Paris
C
il n' habite plus à Paris
D
il n'habite pas à Paris

Slide 26 - Quiz

niet
nooit
niemand
niet meer
niets
ne ... plus
ne ... rien
ne ... jamais
ne ... pas
ne ... personne

Slide 27 - Question de remorquage

Welke ontkenning betekent "ook niet"?
A
ne...pas non plus
B
ne...pas
C
ne...jamais
D
ne...rien

Slide 28 - Quiz

Vertaal: "Ik heb niets gegeten".
A
Je n'ai jamais mangé.
B
Je n'ai pas mangé.
C
Je n'ai pas encore mangé.
D
Je n'ai rien mangé.

Slide 29 - Quiz

Maak de volgende zin ontkennend met "niet meer" > Elle travaille.

Slide 30 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend met "niet" > Nous aimons le chocolat.

Slide 31 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 32 - Diapositive

tante
parents
père
mon
ma
mes

Slide 33 - Question de remorquage

C'est ... père.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 34 - Quiz

(hun) ... plage (v)
A
leurs
B
notre
C
votre
D
leur

Slide 35 - Quiz

mijn vriend
A
mon ami
B
mes ami
C
ma ami

Slide 36 - Quiz

mijn vriendin
A
mon amie
B
mes amie
C
ma amie

Slide 37 - Quiz

jouw tafel
A
ton table
B
tes tables
C
ta table

Slide 38 - Quiz

haar stoel
A
son chaise
B
ses chaises
C
sa chaise

Slide 39 - Quiz

zijn stoel
A
son chaise
B
ses chaises
C
sa chaise

Slide 40 - Quiz

haar kast ( v)
A
son armoire
B
ses armoires
C
sa armoire

Slide 41 - Quiz

uw bed

A
votre lit
B
vos lits
C
notre lit
D
nos lits

Slide 42 - Quiz

hun keukens
A
nos cuisines
B
leur cuisine
C
vos cuisines
D
leurs cuisines

Slide 43 - Quiz

haar tuin ( m)
A
son jardin
B
ses jardins
C
sa jardin

Slide 44 - Quiz

Ik begrijp de grammatica van chapitre 6 en kan het toepassen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Sondage

Et maintenant, au travail....
- Finir les grammaticatrainers en ligne
- Reviser tous les mots 



Slide 46 - Diapositive

Les devoirs
- Afmaken grammaticatrainers
- Herhalen voca 1 tot met 5 (chp 6)



Slide 47 - Diapositive