pvvt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Persoonsvorm verleden tijd

persoonsvorm verleden tijd

Persoonsvorm verleden tijd

Persoonsvorm verleden tijd

Persoonsvorm verleden tijd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Persoonsvorm verleden tijd zwak

Persoonsvorm verleden tijd sterk

Maarten van der Weijden zwom met moeite de Elfstedentocht.

Vannacht pleegde een tiener een overval op de Spar.

Ik moet moeite doen om op te letten.

Persoonsvorm

Tegenwoordige tijd

Persoonsvorm 

Verleden tijd

stam

hele werkwoord

stam + t

stam + te

stam + ten

stam + den

stam + de

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Persoonsvorm verleden tijd

Voltooid deelwoord

Infinitief

deletete

gebeurd

gebeurt

appen

shinet

verwaarloosd

waren

leerden

herhaald

herhaalt

verkennen

voltooid deelwoord

onvoltooid deelwoord

persoonsvorm verleden tijd

persoonsvorm tegenwoordige tijd

zong

gezongen

zingend

zingt

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

1. wachte
2. wachtte
3. wachten
4. wachtten

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Ik ______________ (pakken)

1. pakde
2. pakte

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Zij ______________ (rusten)

1. ruste
2. rustte

Persoonsvorm verleden tijd

1. Vorig jaar VERHUISDEN we naar de Reeshof.
2. Vorig jaar VERHUISTEN we naar de Reeshof.

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van lunchen is:

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchten
4. lunchden

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Ik ______________ (bestellen)

1. bestelde
2. besteldde

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Hij ______________ (luisteren)

1. luisterde
2. luisterdde

Persoonsvorm verleden tijd

1. Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
2. Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Wat is de persoonsvorm verleden tijd van 'triggeren'?

1. triggerte
2. getriggert
3. triggerde
4. triggert

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van leven is:

1. leefte
2. leefde
3. leeften
4. leefden