Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.
10 min. Zs
Lezen
1. vul altijd het ww 'lopen' in
2. Loop ik loop loop jij loopt
loopt hij/zij loopt
loopt het loopt
vb. Het (worden)....... morgen mooi weer 1. het loopt -> het wordt
2. Verleden tijd
1. Noteer de stam (-en)
2. Wat is de laatste letter?
3. Staat de letter in 't exkofschip
Ja -> +teNee -> +de
voorbeeld:Leren fietsen
Vdw zijn: ge-, be- en ver- woordenZwakke werkwoorden eindigen op een -t of -dlanger maken of 't exkofschip ja->t / nee->d
vb. Hij heeft een appel geschild (langer maken: geschilde)
Hfd. 1
opdr. 8 (TT) + 9 (VT) (blz. 31)
Hfd. 2
opdr. 7 (vdw) + 9 (vdw) (blz. 69)
Tegenwoordige tijd
Hoe ging het?
Welke regel gebruik je in de tegenwoordige tijd?
Welke regel gebruik je in de verleden tijd?
Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord?
SO vrijdag 5e uur
Leren:
Spelling: Tegenwoordige tijd = lopen, Verleden tijd = 't exkofschip, Vdw = langer maken
Citeren + hoofdletters + punten/uitroeptekens/vraagtekens + komma's