Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.
10 min. Zs
Lezen
1. vul altijd het ww 'lopen' in
2. Loop ik loop loop jij loopt
loopt hij/zij loopt
loopt het loopt
vb. Het (worden)....... morgen mooi weer 1. het loopt -> het wordt
2. Verleden tijd
Vdw zijn: ge-, be- en ver- woordenZwakke werkwoorden eindigen op een -t of -dlanger maken of 't exkofschip ja->t / nee->d
vb. Hij heeft een appel geschild (langer maken: geschilde)
Basis KaderHfd. 3 Hfd. 3
opdr. 9+10+11+14 (blz. 108) Opdr. 12+13+14+16 (blz. 108)