V1 Leesvaardigheid 4 Activeren en amuseren

Welkom V1AT



Leesvaardigheid 4
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom V1AT



Leesvaardigheid 4

Slide 1 - Diapositive

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerdoelencheck / leerwerkcheck
  3. Leesvaardigheid 4 Activeren en amuseren
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 3 - Diapositive

Noem een voorbeeld van een beschouwende tekst.

Slide 4 - Carte mentale

Waar of niet waar?
Het grote verschil tussen een informerende tekst en een overtuigende tekst zit hem in het standpunt van de schrijver.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

informerende tekst
overtuigende tekst
beschouwende tekst

Slide 6 - Question de remorquage

Leesvaardigheid 4: 
Activeren en amuseren

Doel: Je leert wat activerende en amuserende teksten zijn en welke doelen een schrijver hiermee heeft. 

Dus we leren deze les nog twee tekstdoelen en tekstsoorten.

Slide 7 - Diapositive

Activeren
Lijkt op een overtuigende tekst, maar het gaat een stapje verder: de schrijver wil niet alleen dat je het met hem/haar eens bent, hij/zij wil ook dat je iets gaat DOEN

Oftewel: activeren is zorgen dat je in actie komt, dat je iets gaat kopen, dat je ergens geld aan geeft, dat je ergens naartoe gaat of ergens lid van wordt. 

Slide 8 - Diapositive

Voorbeelden: reclameteksten, advertenties, folders, posters, verkiezingsteksten

Slide 9 - Diapositive

Amuseren
De schrijver van een amuserende tekst wil dat de lezer plezier beleeft aan het lezen van zijn tekst. 

Een amuserende tekst KAN helemaal verzonnen zijn, maar dat hoeft niet! 

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden: gedicht, roman, strip, column, blog

Slide 11 - Diapositive

Wat is het doel?
Melk is gezond en daarom moet je het veel drinken.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 12 - Quiz

Wat is het doel?
Als je veel melk drinkt, krijgt je lichaam de nodige calcium binnen, mar ook veel stoffen die niet goed voor je zijn.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
beschouwen

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel?
Melk is goed voor elk.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 14 - Quiz

Wat is het doel?
De meeste Nederlanders drinken koemelk, en geen geitenmelk.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 15 - Quiz

Wat is het doel?
De koe is een merkwaardig beest, wat er ook in haar geest moge zijn, haar laatste woord is altijd: boe.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 16 - Quiz

Wat is het doel?
Knalaanbiedingen bij vuurwerkshop De Voetzoeker!
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 17 - Quiz

Wat is het doel?
Je bent een rund als je met vuurwerk stunt.
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 18 - Quiz

Wat is het doel?
Vuurwerk is gevaarlijk en moet daarom verboden worden.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
overtuigen

Slide 19 - Quiz

Wat is het doel?
Aan de ene kant is het afsteken van vuurwerk een mooie traditie, maar al dat afval is erg slecht voor het milieu.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
overtuigen

Slide 20 - Quiz

Wat is het doel?
In 2017 gaven Nederlanders samen zo'n 68 miljoen euro aan vuurwerk uit.
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
overtuigen

Slide 21 - Quiz

Opdracht maken
  • Maak opdracht 2 op pagina 19 van je boek. 
  • Je krijgt voor het maken van deze opdracht 10 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 2 nakijken
a Met ‘Magere Hein’ wordt de dood bedoeld.
b De grap van het gedicht is dat de tuinman denkt dat Magere Hein hem in de tuin komt ‘halen’ (dat hij daar zal sterven). Daarom vlucht hij naar Winterswijk. Maar aan het eind blijkt dat Magere Hein de tuinman juist in Winterswijk gaat halen.
c Bijvoorbeeld: De tekst is leuk om te lezen, omdat deze in dichtvorm is opgesteld en een vast ritme (metrum) bevat. Het heeft een verrassing, een grap waaraan de lezer plezier kan hebben.

Slide 23 - Diapositive

Welke vijf tekstdoelen heb je afgelopen weken geleerd?

Slide 24 - Carte mentale

Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 25 - Carte mentale

Wat zijn de
twee het tekstdoelen?
A
activeren en amuseren
B
overtuigen en amuseren
C
beschouwen en amuseren
D
informeren en amuseren

Slide 26 - Quiz

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 14 september
  • Huiswerk: maken opdr. 5 en 6 (p. 21) + leren p. 10, 14 en 18
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift en LAPTOP
  • Programma: leesvaardigheid 2, 3 en 4

Slide 27 - Diapositive