H8 Samenvatting

Economie 
3GT
H8
Samenvatting
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Economie 
3GT
H8
Samenvatting

Slide 1 - Diapositive

Lesplan
Herhaling H8 met LessonUp

Oefenen met opgaven, rekentrainers met PowerPoint

Volgende week starten met nieuwe stof

Slide 2 - Diapositive

Gezin en bedrijf
Taakverdeling (werkverdeling):

binnen het gezin (afwas, luier verschonen)
tussen gezinnen en bedrijven (tegen betaling)
tussen bedrijven (vervoer, verkoop)
binnen bedrijven (leiding, uitvoering)

Slide 3 - Diapositive

Bedrijf, gezin en overheid
Overheid zorgt voor voorzieningen (onderwijs, veiligheid, schoon milieu).
Overheid doet dit i.s.m. gezinnen en bedrijven
Arbeidsverdeling tussen gezinnen, bedrijven en overheid

Slide 4 - Diapositive

Specialisatie
Toeleggen waar je goed in bent
Mensen gaan daardoor goed en snel werken

Productie stijgt => inkomens stijgen => welvaart neemt toe => beter in behoeften voorzien

Slide 5 - Diapositive

Is arbeidsverdeling goed of slecht voor de economie?
A
Goed
B
Slecht

Slide 6 - Quiz

Door specialisatie stijgt:
A
Productie
B
Welvaart
C
Alle antwoorden zijn goed
D
Motivatie

Slide 7 - Quiz

Het werk doen waar je het beste in bent.
Het meeste ziekteverzuim komt door werkstress
Je krijgt een vaste aanstelling
Zo leer je beter om te gaan met nieuwe
technieken.
Wat hoort bij elkaar??
arbeidsomstan
digheden
arbeidsvoor waarden
specialisatie
scholing

Slide 8 - Question de remorquage

Door mensen aangestuurd
door computers aangestuurd

Slide 9 - Question de remorquage

betere organisatie
Mechanisatie
Scholing
Automatisering
Geestelijke arbeid wordt door computers overgenomen.
Lichamelijke arbeid wordt overgenomen door machines.
Werknemers moeten kunnen omgaan met nieuwe technieken.
Door een goede planning kan er sneller en beter gewerkt worden

Slide 10 - Question de remorquage

Maken 8.1
Opdracht 6 t/m 10

10 minuten

Slide 11 - Diapositive

Herhalen H8
herhaling arbeidsproductiviteit --> arbeidsuren berekenen
Productiecapaciteit --> onderbezetting berekenen



Slide 12 - Diapositive

Vraag naar werk (werkgevers) berekenen in arbeidsjaren

Slide 13 - Diapositive

Arie van Westen is eigenaar van MiniMarkt, een kleine supermarkt. De winkel is open van 9.00 tot 18.00 uur op maandag tot en met vrijdag, en van 9.00 tot 17.00 uur op zaterdag. Op deze tijden zijn er steeds twee medewerkers aanwezig. Arie denkt erover om de winkel op maandag tot en met donderdag tot 20.00 uur open te houden en op vrijdag tot 22.00 uur (zie bron). Tijdens de avonduren is er één medewerker in de winkel.
Bereken de arbeidsuren per week met de oude openingstijden?

Slide 14 - Diapositive

Benoem 3 voordelen van arbeidsverdeling voor bedrijven/samenleving

Slide 15 - Question ouverte

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = hoeveel kan er gemaakt worden als je alle machines en personeel inzet
Als er niet genoeg werk is dan is er of machines staan stil : onderbezetting

De bezettingsgraad is de werkelijke productie in procenten van de productiecapaciteit

Slide 16 - Diapositive

Onderbezetting
Het verschil tussen wat kan en wat het werkelijk is.

Capaciteit / werkelijke productie

Slide 17 - Diapositive

Bezettingsgraad
Werklijke productie tov capaciteit.

Wat gebruik ik tov wat kan ik max gebruiken

Slide 18 - Diapositive

Een fietsenfabriek heeft een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. Er worden 40 fietsen geproduceerd. Bereken de
1) onderbezetting in aantal stuks
2. De bezettingsgraad in %
Een fietsenfabriek heeft een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. Er worden 40 fietsen geproduceerd. 

1. De onderbezetting is ................ stuks
2. De bezettingsgraad is .............. %

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Wat zijn de gevolgen van nieuwe technologie??
A
Prijzen stijgen
B
Belasting wordt verhoogd
C
Loonkosten dalen
D
Laaggeschoold werk verdwijnt

Slide 21 - Quiz

Concurrentiepositie wordt beter
Innovatie  zorgt voor hogere arbeidsproductiviteit
Dus lagere kosten
Dus beter dan je concurrent

Slide 22 - Diapositive

Aantal aanbieders
Aantal vragers
Aard van het product
Marktvorm
Voorbeeld
veel
veel
homogeen
volkomen concurrentie
Aandelenmarkt
Valutamarkt
veel
veel
heterogeen
monopolistische concurrentie
horeca
Kledingzaken
Weinig
Veel
Beide
Oligopolie
supermarkten
1
veel
Homogeen
Monopolie
Trein
Kenmerken van een marktvorm

Slide 23 - Diapositive

Monopolistische concurrentie
  • Veel aanbieders  
  • Producten lijken op elkaar, maar elke aanbieder is uniek
  • Voor de klant is er een verschil wie levert of wat het merk/soort is (heterogeen goed) 
  • Komt veel voor

Slide 24 - Diapositive

Volkomen concurrentie
  • Veel aanbieders en veel vragers 
  • Prijs wordt bepaald door vraag en aanbod (aandelen)
  • Het maakt de vragers niet uit wie levert (homogeen goed)

Slide 25 - Diapositive

Oligopolie
  • Weinig aanbieders en veel vragers  
  • Heterogene goederen → producenten moeten met elkaar concurreren 
  • Homogene goederen → klanten letten vooral op de prijs (er kan een prijzenoorlog ontstaan) 
  • Specialistische kennis nodig

Slide 26 - Diapositive

Monopolie

  • Monos = 1 / polein = verkopen
  • Eén aanbieder
  • Veel vragers
  • Homogeen product

Voorbeeld:
De NS, bankbiljetten, elektra.

Slide 27 - Diapositive

In Nederland hebben de drie grootste supermarkten meer dan 50% van de levensmiddelenmarkt in handen. De supermarkten houden elkaar goed in de gaten. Als één supermarkt gaat stunten met prijzen, verlagen de andere hun prijzen ook. Zo kan een prijzenoorlog ontstaan.



a. Welke marktvorm is er bij de supermarkten?
b. Wat is het gevolg voor de consumenten?
c. Leg uit dat consument op den duur nadeel kan hebben van prijzenoorlog



Slide 28 - Diapositive

Wat voor een marktvorm vormen de terrasjes in Maastricht?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 29 - Quiz

Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van heterogene producten.


A
juist.
B
onjuist.

Slide 30 - Quiz

Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.







Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internet
NS
Microsoft
Onderwijs

Slide 31 - Question de remorquage

Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Oligopolie
Monopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie

Slide 32 - Question de remorquage

Welk product is homogeen
A
Kaas
B
Bier
C
Wijn
D
Graan

Slide 33 - Quiz