Sprookjes

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

Waar denk jij aan bij het woord sprookjes?

Sprookjes

Sprookjes

Waar komen sprookjes vandaan?

Waar herken je een sprookje aan?

Roodkapje

De versie van dit sprookje die de meesten van ons kennen eindigt met Roodkapje die gered wordt door de boswachter die de boze wolf doodt. Maar in werkelijkheid was de oorspronkelijke Franse versie (van Charles Perrault) van het sprookje niet zo fijn. In deze versie is het meisje een welopgevoede jongedame die van de wolf valse instructies krijgt als ze de weg vraagt naar het huis van haar grootmoeder. Roodkapje neemt de raad van de wolf domweg aan en wordt uiteindelijk opgegeten. En hier eindigt het verhaal. Er is geen boswachter en geen grootmoeder - alleen een dikke wolf en een dood Roodkapje. De moraal van dit verhaal is dat je geen advies moet aannemen van vreemden.  

Beschrijf wat volgens jou een sprookje is. Luister daarna naar de uitleg of lees de uitleg.

Uitleg over sprookjes.

Wat is de kracht van een sprookje?

1. Een sprookje eindigt meestal goed.
2. In een sprookje kun je door slim te zijn overwinnen.
3. Een sprookje maakt iedereen blij.
4. In een sprookje kun je door sterk te zijn overwinnen.

Wat is een ander woord voor sprookjes?

1. Mythes
2. Disneyverhalen
3. Volksverhalen
4. Romans

Hoe komt het dat veel sprookjes in het bos afspelen?

1. In de middeleeuwen had Europa nog veel bos, wat griezelig was.
2. Het bos is een gezellige plek voor een verhaal.
3. In het bos leven wolven en die horen in sprookjes.
4. Er wonen veel sprookjesfiguren in het bos.

Wie zorgden ervoor dat sprookjes steeds geschikter werden voor kinderen?

1. De gebroeders Kahn
2. De gezusters Kahn
3. De gezusters Grimm
4. De gebroeders Grimm

Welke onderdelen komen in bijna elk sprookje voor?

Kenmerken sprookjes

Magie en fantasie

Goed einde

De precieze plaats en tijd is onbekend

Er zit altijd een les of boodschap verstopt in een sprookje

Eindopdracht

Herschrijf een sprookje wat je zelf uitkiest. 
Maak wat negatief is, positief en omgekeerd. 
Gebruik hiervoor WORD. 

Stap 1

Begin met: Er was eens...

Stap 2

Geef de hoofdpersonen een ander karakter. 
Maak positief wat negatief is en omgekeerd. 
Maar probeer wel het verhaal van het sprookje in takt te houden.

Stap 3

Lees je sprookje helemaal door. Let ook op de spelling en de zinsopbouw.

Lever het bestand in bij de inleveropdracht in SOM

Minimaal 250 maximaal 400 woorden.

Wat vond je van deze lessen over sprookjes?

1. Ik vond de lessen heel afwisselend.
2. Ik vond de lessen saai.
3. De lessen hebben me echt iets nieuws geleerd.
4. De lessen vond ik interessant om te maken.

Leg hieronder uit waarom je voor het vorige antwoord hebt gekozen.

Wat miste je in de lessen?

1. Ik had liever meer samengewerkt.
2. Ik had liever meer alleen gewerkt.
3. Ik had liever meer doe-opdrachten gehad.
4. Ik heb niks gemist.

Wat vond je het allerleukste aan deze lessen?

Beschrijf hieronder wat je hebt geleerd in deze lessen.