Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Programma van vandaag
- Herhalen trappen van vergelijking
- Rollenspel (spreekoefening)
Slide 1 - Diapositive
de trappen van vergelijking
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
klein, kleiner - groot, groter
Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -er achter het woord:
klein - kleiner
groot - groter
dik - dikker
mooi - mooier
Slide 4 - Diapositive
Wat doe je met woorden die op een r eindigen?
Deze woorden krijgen -derachter het woord:
lekker - lekkerder
duur - duurder
zwaar - zwaarder
Slide 5 - Diapositive
Let op!
Er zijn ook onregelmatige woorden:
graag - liever - liefst
goed - beter - best
veel - meer - meest
weinig - minder - minst
Deze woorden moet je dus uit je hoofd leren!
Slide 6 - Diapositive
Wanneer je twee mensen of dingen met elkaar wilt vergelijken, gebruik je het woord dan.
Omar is ouder dan mijn broer.
Mijn auto is goedkoper danjouw auto.
Slide 7 - Diapositive
Welk woord is weg? De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ________.
Slide 8 - Question ouverte
Welk woord is weg? De tafel is zwaar, maar de kast is ______.
Slide 9 - Question ouverte
Welk woord is weg? James is ______ (groot) dan Blazej.
Slide 10 - Question ouverte
Welk woord is weg? Taha praat graag, maar speelt _____ piano.
Slide 11 - Question ouverte
Zelf zinnen maken
Gebruik een vergelijking en het woordje dan.
Bijvoorbeeld:
mijn fiets - jouw fiets
Mijn fiets is groter dan jouw fiets.
Slide 12 - Diapositive
mijn telefoon - jouw telefoon
Slide 13 - Question ouverte
mijn land - jouw land
Slide 14 - Question ouverte
mannen - vrouwen
Slide 15 - Question ouverte
koekjes - fruit
Slide 16 - Question ouverte
Schrijven: vergelijkingen
Je school in Nederland is anders dan in jouw geboorteland. Maak hieronder een vergelijking tussen je oude school en hoe het nu is in Nederland.
Schrijf daarna minimaal drie vergelijkingen op.
Bijvoorbeeld: TopTaal is kleiner dan mijn oude school. Mijn oude school was heel groot. Daar waren wel 15 klassen. Op deze school hebben we 13 klassen. De klassen op mijn vorige school waren groter dan de klassen op TopTaal. De leerlingen waren even oud als ik.
Let op! Denk aan hoe je de woorden schrijft, leestekens, hoofdletters : gebruik GEEN Google translate! Gebruik: de trappen van vergelijking.
Slide 17 - Diapositive
Spreken
Wat zijn de verschillen tussen Nederland en jouw geboorteland?
Gebruik de trappen van vergelijking!
Begin je antwoord met 'In mijn geboorteland........
Slide 18 - Diapositive
create.kahoot.it
Slide 19 - Lien
Rollenspel
Hoe maakte jij nieuwe vrienden toen je in Nederland kwam?
Waar kun je nieuwe vrienden vinden?
Hoe begin je een gesprek?
Over welke onderwerpen kun je praten, als je iemand nog niet goed kent?
Vind je het moeilijk om nieuwe vrienden te maken?
Slide 20 - Diapositive
Groep 1
Er is vandaag een nieuwe leerling in de klas gekomen. Het is pauze. Je gaat met een paar leerlingen naar de nieuwe leerling toe. Wat zeggen jullie? Speel de situatie.
Slide 21 - Diapositive
Groep 2
Je gaat naar de film met een groep van vijf vrienden. Jij kent die vrienden nog niet zo lang, en je gaat voor de eerste keer met ze uit. Als je daar bent, merk je dat je je geld bent vergeten.