H4 herhaling - Startrekenen vooraf

Hoofdstuk 4 Vermenigvuldigen
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4 Vermenigvuldigen

Slide 1 - Diapositive

Doelen van vandaag
1. Ik herhaal de verschillende strategieën die ik kan gebruiken om een keer som op te lossen.
2. Ik kan de verschillende strategieën opnoemen aan het einde van de les
3. Ik oefenen met de tafels van 1 tot 10

Slide 2 - Diapositive

Herhaling: Wat is vermenigvuldigen?
Vermenigvuldigen is een getal een aantal keer optellen.
Bij vermenigvuldigen gebruik je een keerteken: X
Je spreekt de X uit als keer.

6 keer 7 is 42
6 x 7 = 42

Slide 3 - Diapositive

Keersommen kun je omkeren!
Je kunt getallen in een keersom omkeren
Het antwoord blijft hetzelfde!

2 x 8 = 16          7 x 10 = 70          9 x 5 = 45
8 x 2 = 16          10 x 7 = 70          5 x 9 = 45

Slide 4 - Diapositive

Welke som hoort hierbij?
Welke som hoort hierbij?

Slide 5 - Diapositive

Strategie 1: HALVEREN
Je kunt  een keersom halveren. Je neemt dan de helft van het eerste getal in de keersom. Het antwoord wordt dan ook de helft.

10 x 5 = 50                    4 x 5 = 20                10 x 6 = 60
5 x 5 = 25                      2 x 5 = 10                  5 x 6 = 30

zie filmpje volgende dia           



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Welke som hoort hierbij?
Welke som hoort hierbij?

Slide 8 - Diapositive

Welke som hoort hierbij?
Welke som hoort hierbij?

Slide 9 - Diapositive

Strategie 2: VERDUBBELEN
Je kunt  een keersom ook VERDUBBELEN. Je neemt dan HET DUBBELE van het eerste getal in de keersom. Het antwoord wordt dan ook HET DUBBELE.

2 x 5 = 10          3 x 5 = 15
4 x 5 = 20         6 x 5 = 30
                                                                                          filmpje volgende dia..

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Welke som hoort hierbij?
Welke som hoort hierbij?

Slide 12 - Diapositive

Welke som hoort hierbij?
Welke som hoort hierbij?

Slide 13 - Diapositive

Strategie 3:     1x minder
Je kunt een keersom ook uitrekenen met behulp van een andere keersom

9 x 3 vind ik moeilijk... maar ik weet wel 10 x 3 = 30. 
Dus 9 is 1x minder dan 10.. dus dan doe ik 1x3=3 minder.
30 - 3 = 27     Het antwoord is dus 27
                                                                                            filmpje volgende dia..

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Strategie 4:     1x meer
Je kunt een keersom ook uitrekenen met behulp van een andere keersom

6 x 7 vind ik moeilijk... maar ik weet wel 5 x 7 = 35. 
Dus 6 is 1x meer dan 5.. dus dan doe ik 1x7=7 meer
35 + 7 = 42     Het antwoord is dus 27
                                                                                            filmpje volgende dia..

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

10 x 3

Slide 18 - Question ouverte

2 x 3

Slide 19 - Question ouverte

3 x 4

Slide 20 - Question ouverte

8 x 5

Slide 21 - Question ouverte

7 x 6

Slide 22 - Question ouverte

4 x 6

Slide 23 - Question ouverte

8 x 8

Slide 24 - Question ouverte

6 x 9

Slide 25 - Question ouverte

4 x 7

Slide 26 - Question ouverte

8 x 7

Slide 27 - Question ouverte

10 x 9

Slide 28 - Question ouverte

5 x 9

Slide 29 - Question ouverte

10 x 5

Slide 30 - Question ouverte

Welke som hoort bij dit plaatje?
1. Hoeveel zakken zie je? 
2. Hoeveel knikkers in een zak? 
A
4 x 3
B
12 x 1
C
6 x 2
D
3 x 4

Slide 31 - Quiz

Welke som hoort bij dit plaatje?
1. Hoeveel kroontjes zie je?
2. Hoeveel bolletjes op een kroontje? 
A
2 x 3
B
9 x 1
C
3 x 3
D
9 x 3

Slide 32 - Quiz

Welke som hoort bij dit plaatje?

1. Hoeveel eierdozen zie je? 
2. Hoerveel eieren in een doos? 
A
3 x 9
B
6 x 6
C
6 x 5
D
5 x 6

Slide 33 - Quiz

Welke som hoort bij dit plaatje?

1. Hoeveel rijen zie je? 
2. Hoeveel stenen in 1 rij? 
A
8 x 5
B
4 x 8
C
8 x 4
D
32 x 1

Slide 34 - Quiz

Welke som hoort bij dit plaatje?
1. Hoeveel eierdozen zie je?
2. Hoeveel eieren in een doos? 
A
5 x 5
B
5 x 10
C
50 x 1
D
10 x 5

Slide 35 - Quiz

5x7
A
35
B
25
C
55
D
10

Slide 36 - Quiz

8x2
A
8
B
16
C
6
D
2

Slide 37 - Quiz

5x8
A
30
B
40
C
23
D
8

Slide 38 - Quiz

5x1
A
5
B
2
C
8
D
6

Slide 39 - Quiz

3x7
A
28
B
10
C
21
D
36

Slide 40 - Quiz

10x10
A
100
B
25
C
40
D
90

Slide 41 - Quiz

4x7
A
11
B
15
C
28
D
20

Slide 42 - Quiz

9x7
A
55
B
63
C
96
D
27

Slide 43 - Quiz

4x8
A
43
B
15
C
32
D
28

Slide 44 - Quiz

2x10
A
20
B
200
C
2
D
2000

Slide 45 - Quiz

5x5
A
25
B
30
C
20
D
10

Slide 46 - Quiz

8x8
A
64
B
22
C
63
D
6

Slide 47 - Quiz

1 x 6
A
60
B
6
C
600
D
16

Slide 48 - Quiz

10 x 6
A
60
B
6
C
600
D
16

Slide 49 - Quiz

2 x 6
A
16
B
8
C
12
D
18

Slide 50 - Quiz

5 x 6
A
11
B
30
C
24
D
36

Slide 51 - Quiz

Aan de slag!
Ga verder met het afmaken in het boek van H4 en studiemeter H4!
Maak de oefentoets op studiemeter!

Slide 52 - Diapositive

Doelen van vandaag
1. Ik herhaal de verschillende strategieën die ik kan gebruiken om een keer som op te lossen.

2. Ik kan de verschillende strategieën opnoemen aan het einde van de les. Wie kan er een strategie opnoemen?

3. Ik oefenen met de tafels van 1 tot 10


Slide 53 - Diapositive