Les 6 Infografieken

Les 6 Infografieken
P. 59-67
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 6 Infografieken
P. 59-67

Slide 1 - Diapositive

VRAAG 1
Tekst: p. 59
Vragen: p. 59-60

Slide 2 - Diapositive

a. Welke sporten behoren tot de top vijf van duurste sporten?
Markeer ze.  

Slide 3 - Diapositive

BMX

Golf 

Ijshockey
b. 
P. 59

Slide 4 - Diapositive

b. Wat bedoelt de professor met: Het is een uitgavenpost waar we niet lang bij stilstaan?
A
Je beseft dat sport veel geld kost
B
Je merkt niet altijd dat sport veel geld kost
C
Je merkt dat sport niet veel geld kost

Slide 5 - Quiz

b. Wat bedoelt de professor met: Het is een uitgavenpost waar we niet lang bij stilstaan?
Je merkt niet altijd dat sport veel geld kost. 

b. 
P. 59

Slide 6 - Diapositive

c. Wat is de goedkoopste sport?
A
korfbal
B
basketbal
C
schermen
D
atletiek

Slide 7 - Quiz

c. Wat is de goedkoopste sport?
Basketbal 

c. 
P. 59

Slide 8 - Diapositive

d. Alle balsporten zijn goedkoper dan alle wintersporten.
A
Juist
B
Fout

Slide 9 - Quiz

d. Alle balsporten zijn goedkoper dan alle wintersporten. 
Fout

Voetbal en handbal zijn duurder dan schaatsen.

d. 
P. 60

Slide 10 - Diapositive

d. Alle wielersporten behoren tot de duurste sporten en staan in de top vijf.
A
Juist
B
Fout

Slide 11 - Quiz

d. Alle wielersporten behoren tot de duurste sporten en staan in de top vijf.
Fout

Mountainbike staat niet in de top vijf.
d. 
P. 60

Slide 12 - Diapositive

d. Je bespaart gemiddeld 20 euro per jaar als je kind schermt in plaats van schaatst.
A
Juist
B
Fout

Slide 13 - Quiz

d. Je bespaart gemiddeld 20 euro per jaar als je kind schermt in plaats van schaatst.
 Fout

Je bespaart als je kind schaatst i.p.v. schermt.
d. 
P. 60

Slide 14 - Diapositive

e. Naar welke uitgavenpost gaat het meeste geld?
A
lidgeld
B
verzekering
C
materiaal
D
niet vermeld

Slide 15 - Quiz

f. Waarom kiest de zender voor een diagram en een tabel?

Slide 16 - Question ouverte

f. Waarom kiest de zender voor een diagram en een tabel?
Informatie is snel af te leiden uit een diagram of tabel. De informatie wordt op die manier duidelijk en gestructureerd weergegeven.
f. 
P. 60

Slide 17 - Diapositive

g. Kun je de informatie vanuit het diagram en de tabel ook in een doorlopende tekst plaatsen? Verklaar je antwoord

Slide 18 - Question ouverte

g. Kun je de informatie vanuit het diagram en de tabel ook in een doorlopende tekst plaatsen? Verklaar je antwoord
Het kan, maar dan zal het minder overzichtelijk zijn. 
g. 
P. 60

Slide 19 - Diapositive

h. Waarom staat er nog een kort stukje tekst boven het diagram en de tabel?
A
om het onderwerp te verduidelijken
B
om het mooier te maken
C
om het overzichtelijk te maken

Slide 20 - Quiz

VRAAG 2
Tekst: p. 61
Vragen: p. 60-61

Slide 21 - Diapositive

P. 61

Slide 22 - Diapositive

a. Maak een top drie van de snelste voertuigen.

Slide 23 - Question ouverte

a. Maak een top drie van de snelste voertuigen.
1 vliegtuig X-15
2 auto ThrustSSC
3 motor Ack Attack
a. 
P. 60

Slide 24 - Diapositive

b. Wat is de topsnelheid van de snelste zweeftrein?
A
1228 km/uur
B
7274 km/uur
C
603 km/uur
D
401 km/uur

Slide 25 - Quiz

c. Welk voertuig is het traagst?
A
helikopter Westland Lynx AH.1
B
boot Spirit of Australia
C
trein TGV
D
motor Ack Attack

Slide 26 - Quiz

d. Wat is ongeveer het verschil tussen de topsnelheid van het snelste en het op een na snelste voertuig?
A
ongeveer 5000 km/uur
B
ongeveer 6000 km/uur
C
ongeveer 2500 km/uur

Slide 27 - Quiz

e. Wat is het snelste wegvoertuig?
A
Eta
B
Ack Attack
C
ThrustSSC

Slide 28 - Quiz

f. Op welke twee manieren wordt in de infografiek verduidelijkt hoe snel het voertuig is?

Slide 29 - Question ouverte

f. Op welke twee manieren wordt in de infografiek verduidelijkt hoe snel het voertuig is?
De voertuigen zijn genummerd van snel (1) naar traag (8).

- De plaats op de grafiek, samen met de stippellijn. 
f.
P. 61

Slide 30 - Diapositive

g. Hoe ondersteunt de lay-out de inhoud van de infografiek?

Slide 31 - Question ouverte

g. Hoe ondersteunt de lay-out de inhoud van de infografiek?
De voertuigen zijn uitgetekend en hun manier van bewegen wordt verduidelijkt (spoor, weg, lucht, water ...)
g.
P. 61

Slide 32 - Diapositive

VRAAG 3
Tekst: p. 63
Vragen: 62

Slide 33 - Diapositive

P. 63

Slide 34 - Diapositive

a. Welke planeet staat in de top drie van rustplaatsen van ruimtetuigen?
A
Mercurius
B
Jupiter
C
Saturnus
D
Uranus

Slide 35 - Quiz

b. Op Saturnus crashte één rover.
A
Juist
B
Fout

Slide 36 - Quiz

b. Op Saturnus crashte één rover. 
Op Saturnus crashte één sonde. 
b. 
P. 62

Slide 37 - Diapositive

b. De afstand tussen de sterrenstelsels is momenteel vier miljoen lichtjaar.
A
Juist
B
Fout

Slide 38 - Quiz

c. Het heelal zal in de toekomst verbreden, maar de afstand tussen de ster-xrenstelsels blijft dezelfde.
A
Juist
B
Fout

Slide 39 - Quiz

c. Het heelal zal in de toekomst verbreden, maar de afstand tussen de ster-xrenstelsels blijft dezelfde.
De sterrenstelsels worden uit elkaar getrokken.
b. 
P. 62

Slide 40 - Diapositive

c. Je vindt enkel op Mars gecrashte landingsvaartuigen.
A
Juist
B
Fout

Slide 41 - Quiz

c. Je vindt enkel op Mars gecrashte landingsvaartuigen. 
Je vindt gecrashte landingsvaartuigen op Venus en Mars.
b. 
P. 62

Slide 42 - Diapositive

Waarom wordt de informatie over vaartuigen niet in een taartdiagram weergegeven?
A
Een taartdiagram kan deze verschillende vormen van informatie niet combineren.
B
Een taartdiagram is te klein voor alle informatie.
C
Een taartdiagram is niet overzichtelijk.

Slide 43 - Quiz

VRAAG 4
Maak nu zelfstandig vraag 4 op p. 64-66

Slide 44 - Diapositive