Havo 1 H3

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Havo 1 H3

Bereken y voor x=7

y=6x+9

1. y=27
2. x=27
3. y=51
4. y=69

Bereken y als x = 6

y=3x+2

1. 20
2. 24
3. 30
4. 38

sdf
Wat is de letterformule?

1. € = 80 + 126 x tijd
2. I = 80 + 126t

Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?

kilometers=150+130⋅uren

1. 285
2. 800
3. 880
4. 1400

Bas koopt online truien voor €35,- met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.

k=35t+4.5

1. €62,50
2. €210,-
3. €214,50
4. €237,-

Bereken r als t = 9

r=2t+12

1. 30
2. 41
3. 110
4. 126

Formules

Bereken     als

r=2t+12

r

t=9

Formules

Bereken     als

r=2t+12

r

t=9

r=2⋅9+12

Formules

Bereken     als

r=2t+12

r

t=9

r=2⋅9+12

r=18+12

Formules

Bereken     als

r=2t+12

r

t=9

r=2⋅9+12

r=18+12

r=30

Bereken y als x = 3

y=8x+7

1. 29
2. 31
3. 45
4. 90

Bereken k als m = 2 en n = 7

k=2m+3n

1. 25
2. 50
3. 57
4. 84

Bij deze woordformule hoort de volgende letterformule:

1. Euro = 5 x 2,50 x tijd
2. E = 2,50 + 5t
3. B = 5 + 2,50
4. B = 5 + 2,50t

bereken y voor x=-2

y=−10+4x

1. y=-10
2. y=-6
3. y=-18
4. y=18

7. Formatief handelen

De docent geeft de leerlingen gedurende de les gerichte feedback, feedup en feedforward op de op de inhoud van het werk, de leerstrategie, het gedrag en op zelfsturing. De docent bevraagt willekeurig leerlingen met open vragen. De docent stimuleert kwaliteitsbesef onder leerlingen door bijvoorbeeld leerlingen elkaars werk te laten vergelijken of uitgewerkte voorbeelden te gebruiken, gevolgd door geïnformeerde vervolgstappen.

Bereken y als x=3

y=−8+7x

1. Huh?
2. -3
3. 13
4. 29

6. Bereken y voor x=2

y=3x+8

7. Bereken y voor x=-3

y=3x+8

letterformule

woordformule

30a + 12 = b

16 - 0,5k= m

12a + 30 = b

40 - 16d  = l

aantal x 12 + 30 = bedrag

16 - kosten x 0,5 = maandloon

30 x aantal weken + 12 = bedrag 

40 - 16 x aantal dagen = lengte

Ik wil bij een formule de grafiek tekenen.

Eerst maak ik ....
Dan maak ik ....

1. Een tabel De grafiek
2. De grafiek Een tabel

Bij de tabel kun je een grafiek tekenen. Op welke as
komen de uitkomsten, in dit geval de bedragen in euro-
centen (de onderste rij van de tabel) te staan?

1. bij de horizontale as
2. bij de verticale as

Bij de tabel kun je een grafiek tekenen. Op welke as
komen de getallen, van de verschillende aantallen
krentenbollen (de bovenste rij van de tabel) te staan?

1. bij de horizontale as
2. bij de verticale as

een grafiek tekenen doe je met...

1. pen
2. potlood
3. viltstift