Woordformules

Maak van deze woordformule een letterformule.
winst in euro = 5 + 3 x aantal dagen
A
w = 5 + 3a
B
w = 5 + 3 x aantal
C
winst in euro = 5 + 3t
D
w = 5 + 3t
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Maak van deze woordformule een letterformule.
winst in euro = 5 + 3 x aantal dagen
A
w = 5 + 3a
B
w = 5 + 3 x aantal
C
winst in euro = 5 + 3t
D
w = 5 + 3t

Slide 1 - Quiz

Woordformule:
lengte in cm = 55 + 3 · tijd in maanden

Wat zijn de twee variabelen van deze formule?
A
lengte in cm en tijd in maanden
B
lengte in cm en 55
C
55 en 3
D
3 en tijd in maanden

Slide 2 - Quiz

Wat staat er altijd denkbeeldig tussen een cijfer en een letter?
bv: 6a
A
een plus: 6+a
B
een keer: 6 x a
C
een min: 6 - a
D
een deelteken: 6:a

Slide 3 - Quiz

winst = 5 + 3a met a is aantal dagen
Hoe bereken je de winst na 4 dagen?
A
Je mag dan de letter a vervangen door het getal 4
B
Door 4 keer 5 te doen
C
Ik weet het niet

Slide 4 - Quiz

2

Slide 5 - Vidéo

00:58
Hoe kun je de tabel invullen?
Kies het beste antwoord
A
Door de getallen in de tabel in te vullen voor 't' in de formule
B
Door de getallen in de formule op te tellen
C
Ik weet niet wat een tabel is
D
Dit kan helemaal niet

Slide 6 - Quiz

02:34
Hoe teken je de punten van de tabel in de grafiek?
A
Dit gok je
B
De bovenste rij is het aantal op zij, de onderste het aantal omhoog
C
De onderste rij is het aantal op zij, de bovenste het aantal omhoog
D
Ik weet het niet

Slide 7 - Quiz

Wat is stap 1?
A
Assenstelsel tekenen
B
Grafiek tekenen
C
Vergelijking maken
D
Tabel maken en punten uitrekenen

Slide 8 - Quiz

Bij de tabel kun je een grafiek tekenen. Op welke as
komen de getallen, van de verschillende aantallen
krentenbollen (de bovenste rij van de tabel) te staan?
A
bij de horizontale as
B
bij de verticale as

Slide 9 - Quiz

een grafiek tekenen doe je met...
A
pen
B
potlood
C
viltstift

Slide 10 - Quiz

Weet je wat een woordformule is?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Welk onderdeel vind je het moeilijkste?
A
Tabel maken
B
Aflezen uit tabel of formule
C
Grafiek tekenen
D
Formule veranderen

Slide 12 - Quiz

Maak van deze woordformule een letterformule.
winst in euro = 5 + 3 x aantal dagen
A
w = 5 + 3 x a a: aantal dagen
B
w = 5 + 3 x aantal
C
winst in euro = 5 + 3t t: aantal dagen
D
w = 5 + 3t t: aantal dagen w: winst in euro

Slide 13 - Quiz

Bij de tabel kun je een grafiek tekenen. Op welke as
komen de uitkomsten, in dit geval de bedragen in euro-
centen (de onderste rij van de tabel) te staan?
A
bij de horizontale as
B
bij de verticale as

Slide 14 - Quiz

Ik kan een grafiek tekenen bij een formule
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz