Humor, spot en stijl: ironie, cynisme, sarcasme - en stijlmiddelen

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Humor omdat... 

Samen kunnen lachen, een band creëren.
&
Het onbespreekbare bespreekbaar maken.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert hoe je humor en stijl kunt inzetten bij je speech

Lees hiervoor van fictie les 5 en 6

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Humor omdat... 

Samen kunnen lachen, een band creëren.
&
Het onbespreekbare bespreekbaar maken.

Slide 5 - Diapositive

De spot drijven -> 
belachelijk maken

- in de literatuur
- in het dagelijks leven
- in de politiek

Slide 6 - Diapositive

(slapstick) humor
Vorm van simpele, visuele humor waarbij  domme acties, zoals valpartijen en achtervolgingen centraal staan.
Vaak niet cultureel gebonden. Iedereen kan het begrijpen. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

3 vormen van spot, 
deze verschillen in karakter en in sterkte:

ironie
cynisme
sarcasme

Slide 10 - Diapositive

Ironie
De schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. 
– "Geweldig hoor, die drie voor je toets!"
– "Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!"

Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Cynisme
Wrede, bittere spot; zwartgallig
– "Ach, een hond is tenminste goedkoper dan een kind."

Cynisme komt vaak voort uit een (pijnlijk...) ongeloof in het goede van de mens, of uit een gevoel van machteloosheid vermengd met woede.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Sarcasme
Sarcasme is een stijlfiguur dat heel dicht bij ironie ligt.
Er is een verschil tussen sarcasme en ironie. Sarcasme is harde, bijtende spot, bedoeld om te kwetsen en ironie is milde spot.
Wie het heeft over een sarcastische uitlating, spreekt in de eerste plaats over een uiting van grove, bijtende spot, van bitter woordgeweld, van agressie. Het effect van sarcasme is intenser en directer dan dat van ironie.

Slide 15 - Diapositive

Sarcasme
Harde, bijtende spot die veel verder gaat dan ironie.

Slide 16 - Diapositive

Verschil ironie en sarcasme

Ironie: pijnlijke humor, die niet kwetsend bedoeld is.

Sarcasme: pijnlijke humor, die juist wél kwetsend bedoeld is!


Geen duidelijke grens te trekken tussen ironie en sarcasme.
Ook is dit vaak persoonlijk, maar het gaat om
de bedoeling van de spreker!

Slide 17 - Diapositive

Goh, de vorige keer had je een betere smoes toen je te laat kwam.
A
cynisme
B
sarcasme
C
ironie
D
Serieus

Slide 18 - Quiz

Jij stond zeker achteraan toen de intelligentie werd uitgedeeld
A
Ironie
B
sarcasme
C
cynisme

Slide 19 - Quiz

"Natuurlijk mag je tijdens de uitleg naar de wc!", zegt de docent met een glimlach.
A
sarcasme
B
cynisme
C
ironie
D
serieus

Slide 20 - Quiz

"Dat mevrouw Van Heeringen humor gaat uitleggen in een droge Lessonup, is wel een beetje..."
A
sarcastisch
B
ironisch
C
cynisch
D
dodelijk

Slide 21 - Quiz

"Wat een geweldige jongens, om iemand die al op de grond ligt dood te trappen en te slaan."
A
ironisch
B
sarcastisch
C
cynisch

Slide 22 - Quiz

"Jij stond zeker achteraan toen de intelligentie werd uitgedeeld."
A
ironisch
B
sarcastisch
C
cynisch

Slide 23 - Quiz

Op welke manier zou humor en spot kunnen bijdragen aan jouw speech?

Slide 24 - Carte mentale

Stijl
Welke stijlfiguren ken je nog?

Slide 25 - Diapositive

Denk bij stijl aan ..
Korte of lange zinnen
Veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden
Moeilijke of gemakkelijke woorden
Archaïsmen of neologismen
Beeldende beschrijvingen of juist heel concrete taal
Stijlfiguren en beeldspraak (zie taalverzorging, les 3 en 4)

Slide 26 - Diapositive

Maar ook aan ..
Contrastgebruik een tegenstelling om je punt te maken
Omkering: probeer een spreuk of vergelijking om te draaien
Drieslag: gebruik opsommingen van drie
Dilemma: stel je publiek voor een keuze
Q&A: stel een vraag, die je zelf beantwoordt

Herhaling: begin steeds met dezelfde woorden 

Combinaties: een combinatie van bovenstaande opties 



Slide 27 - Diapositive

Severn Suzuki. Canadees meisje van 13 dat in 1992 tijden top over het milieu de show stal.

Hoe pakt zij je? Hoe maakt ze zaken concreet?
Welke stijlmiddelen gebruikt ze?

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Vidéo

Wat maakt deze speech grappig?
Valt je iets op aan de stijl?

Slide 30 - Question ouverte

Hoe zou jij een stijlfiguur in jouw speech kunnen verwerken

Slide 31 - Question ouverte