Diagnostische toets werkwoordspelling - Leerjaar 1

Werkwoordspelling
1e jaars
10.15 uur - 11.00 uur
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
1e jaars
10.15 uur - 11.00 uur

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
1) Presentie
2) Diagnostische toets
3) Studiemeter

Slide 2 - Diapositive

Online diagnostische toets
20 vragen over werkwoordspelling. 
Lesdoel: 
Inzicht krijgen in je niveau: hoe goed ben ik wat betreft werkwoordspelling?

Slide 3 - Diapositive

Hij verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident.
Is deze zin correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

'Het ...........(doorknippen) slot.'
A
doorgeknipte
B
doorgeknippte
C
doorgekniptte
D
door geknipte

Slide 5 - Quiz

'Er waren ...........(zilver) strepen op de muren gespoten.'
A
zilveren
B
zilvere

Slide 6 - Quiz

Wij vertelde waarom de man was aangehouden.
Is deze zin correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

'Wij zagen dat de man weg ..............(willen) fietsen.'
A
wilden
B
wilde

Slide 8 - Quiz

Ik zag dat de voordeur van Podium nummer 15 open ging.
Is deze zin correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

'Alle brandslangen in de gang waren ...................(openzetten) .'
A
open gezet
B
opengezet

Slide 10 - Quiz

De verdachte word overgebracht naar het politiebureau.
Is deze zin correct?
A
Nee
B
Ja

Slide 11 - Quiz

'Het raam bevind zich aan de linkerkant van de deur.'
Is deze zin correct?
A
Nee
B
Ja

Slide 12 - Quiz

'Het slachtoffer.....(verhuizen) vorig jaar naar het zuiden.'
A
verhuiste
B
verhuizde
C
verhuisde

Slide 13 - Quiz

'Ik heb de kranen..... (dichtdraaien).'
A
dichtgedraaid
B
dicht gedraaid
C
dichtgedraait
D
dicht gedraait

Slide 14 - Quiz

'Pietertje bekladt de achterkant van het toetsblad.'
Is deze zin correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Haar oma ........ (opdoffen) zich vroeger ook altijd ........
A
doftte op
B
dofte op
C
doft op

Slide 16 - Quiz

'Niemand skiet nog tegenwoordig; snowboarden is de nieuwe wintersport.'
Is deze zin correct geschreven?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Hij ........ (vergroten) de foto zodanig dat alle details zichtbaar waren.
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergroot
D
vergroote

Slide 18 - Quiz

'Toen de oorkaan kwam, evacueerden het leger een half miljoen mensen uit het gebied.'
Is deze zin correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Heb je je nog ......... (vervelen) tijdens de les?
A
verveelt
B
geverveeld
C
verveeld

Slide 20 - Quiz

Vroeger ......... (praten) wij nooit veel over onze emoties.
A
praten
B
praatte
C
praatten
D
praaten

Slide 21 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Houdt jij van roti?
B
Houd jij van roti?

Slide 22 - Quiz

Het te ........ (besteden) aantal uren had hij bij lange na niet gemaakt.
A
bestede
B
besteedde
C
besteedden
D
besteden

Slide 23 - Quiz

Hoe is jouw niveau van werkwoordspelling na deze les?
A
Goed
B
Voldoende
C
Matig
D
Onvoldoende

Slide 24 - Quiz